Datum: 16-11-2016
De overheid als bewaker van de ruimtelijke kwaliteit? Voor Ferdi Licher is die rol niet langer exclusief weggelegd voor de overheid. “We moeten op een nieuwe manier gaan nadenken over ruimtebeheer en de kwaliteit van onze leefomgeving. Daarvoor is het nodig om door de bestuurlijke lagen heen te gaan denken.” Een gesprek met Ferdi Licher en Paul Roncken.
Tekst: Daniëlle Arets
Licher is directeur Bouwen en Energie bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. We spreken met hem en Paul Roncken, onafhankelijk adviseur ruimtelijke kwaliteit bij de Provincie Utrecht en onderzoeker aan de Wageningen Universiteit. Onderwerp van gesprek is de nieuwe Omgevingswet die in 2019 in werking zal treden. De wet bundelt 26 wetten op gebied van bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur. Ministeries I&M en BZK werken nauw samen. Licher is er duidelijk trots op dat deze stelselherziening- die een radicaal andere visie voorstaat op ruimtebeheer- tot stand is gekomen. Een historische prestatie. “De wet geeft veel meer vrijheid aan gemeenten, provincies en waterschappen om invulling te geven aan initiatieven en dat is hard nodig in een tijd waarin we zien dat maatschappelijke en private partijen en ook bewoners zelf vorm willen geven aan hun woon- en leefomgeving.”
Paul Roncken is het daar hardgrondig mee eens: “De wet past in deze tijd van open innovatie. Ook op het gebied van wonen, leven en recreëren moeten we in nauwere samenwerking met diverse stakeholders tot nieuwe concepten komen. Zeker als we kijken naar de maatschappelijke opgaven zoals het terugdringen van energiegebruik en het ontwikkelen van meer circulaire omgevingsplannen. De Omgevingswet maakt het mogelijk dat diverse partijen nu gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor dit soort integrale opgaven en daar richting aan kunnen geven.”
Vooruitlopend op de inwerkingtreding wordt er geëxperimenteerd met nieuwe vormen waarin de beoogde regionale samenwerking effectief gestalte kan krijgen. Hoe kan publiek-private samenwerking het beste vorm worden gegeven? Hoe zorgen we gezamenlijk voor goede ruimtelijke kwaliteit? Licher: “We moeten in elk geval geen rigide beleid voeren of strakke kaders stellen, maar kijken naar waar de ruimtelijke behoeften en wensen zitten en die slim verbinden met de maatschappelijke, demografische en economische ontwikkelingen, zoals de demografische groei en krimp, de verduurzaming van de gebouwde omgeving en het belang van een groter middensegment op de woningmarkt. Daarnaast is het van belang dat er een goede balans tussen zogenaamde ‘rode’ en ‘groene’ gebieden blijft .” Hij wil daar echter vooral geen strikte richtlijnen over formuleren of nieuwe contouren trekken.” De filosofie is dat er door het Rijk meer ruimte gelaten wordt en dat lokale en regionale partijen samen met marktpartijen en maatschappelijke partijen daar zelf invulling aan geven. Ik heb er vertrouwen in dat ze dat kunnen.”
Roncken ziet wel een paar uitdagingen. “Hoe zorgen we dat er op regelmatige basis een goed regionaal overleg plaatsvindt tussen alle partijen? Hoe zorgen we er ook voor dat er een gezamenlijke taal ontstaat?” Dat gesprek ontstaat niet vanzelf, maar moet volgens Roncken worden ontworpen. Een taak die we niet te lichtzinnig moeten nemen.
Licher beaamt dat het ontwerpen van een goede overlegstrategie een grote uitdaging is, maar het ‘scheppen van ruimte’ – binnen het bredere kader van de omgevingsvisie, één van de instrumenten uit de wet – is volgens hem ook hiervoor de belangrijkste voorwaarde. “Ik wil uitgaan van de kracht van steden en regio’s. De Omgevingswet zal meer variatie mogelijk maken. Stedelijke regio’s voeren ook nu al zelf regie over de leefkwaliteit van eigen stad en ommeland, en moeten daarbij een werkwijze kunnen kiezen die bij hun regio past. Het Rijk kan die plannen ondersteunen en versnellen, zoals bijvoorbeeld met de City Deals gebeurt.”
De City Deals zijn een instrument van het programma Agenda Stad, een rijksprogramma onder regie van het ministerie van BZK waarbij concrete samenwerkingsafspraken tussen steden, het Rijk, andere overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties worden verankerd. Zo hebben in de City Deal Binnenstedelijk Bouwen en Transformatie zeven gemeenten in de Zuidelijke Randstad afspraken gemaakt met het rijk, de provincie Zuid-Holland, Bouwend Nederland, Vastgoedbelang, Vereniging Deltametropool, Neprom, IVBN, Watertorenberaad en BNG Bank om gezamenlijk de grote behoefte aan woningen aan te pakken. Licher: “De deal is er vooral om de innovatiekracht, die komt vanuit de partijen zelf te stimuleren. We schrijven ook hier geen richtlijnen voor.”
Roncken schetst ook enkele maatschappelijke uitdagingen waaronder het nieuwe werken en het nieuwe winkelen die volgens hem binnen afzienbare tijd zorgen voor een radicale transformatie van de binnensteden. Hoe zorgen we voor een goede visie op leegkomend vastgoed? Hoe kunnen we deze transformatie binnen de Omgevingswet mogelijk maken?
Licher: “Je ziet dat in een stad als Utrecht goed wordt nagedacht over gezonde stedelijke groei. Dat betekent dat er zowel gezorgd moet worden voor een goed aanbod van woningen voor de diverse leeftijdscategorieën, als ook voor een groene stad waarin jong en oud zich thuis voelen. Utrecht gaat zich met het programma Healthy Urban Living – waar we als Rijk onlangs ook een City Deal mee hebben gesloten – steeds meer profileren op dit gebied. Ik kan me voorstellen dat de stad ook ondernemers uit de binnenstad betrekt bij die visie en zo de stedelijke transformatie via een eigen ontwikkelde filosofie vormgeeft. Dat zal ook in andere steden gaan gebeuren. “
Roncken geeft aan dat in Utrecht een goede overlegcultuur aanwezig is om de wensen, strategieën en visies van de partijen op elkaar af te stemmen. Zo is er bijvoorbeeld een zogeheten ‘leaderless network’ van partijen actief dat het sciencepark op de Uithof wil verduurzamen. Maar dit staat in schril contrast met minder fortuinlijke gebieden waar weinig projecten van de grond komen omdat de thema’s niet aansluiten bij landelijke programma’s en er dan ook geen startgeld is voor het netwerk zelf en niemand een grote voorinvestering kan doen. Roncken wil er vooral mee aangeven dat het verknopen van initiatieven niet vanzelf gaat, zeker niet als er ook ruimtelijke investeringen nodig zijn. Licher: “Ik kan me goed voorstellen dat lokale ondernemers en startups hier straks het voortouw in nemen en katalysator voor een gebied zullen zijn.”
Regisserende Ontwerpers & Strategieën
Met de Omgevingswet nemen we afscheid van het idee dat ruimtelijke ontwikkeling een door experts gedragen domein is. Toch zullen ook bij een organische gebiedsontwikkeling architecten en vormgevers uiteindelijk een goed ontwerp moeten maken. Hoe komt de rol van de ontwerper en architect er in de toekomst uit te zien?
Volgens Roncken zullen ontwerpers, architecten en stedenbouwkundigen steeds meer in samenwerkingsverbanden opereren en vooral veel oog moeten hebben voor de procesregie. “Het is goed denkbaar dat er een nieuw type ontwerper ontstaat die zich richt op het vormgeven en regisseren van het samenwerkingsproces. Iemand die kijkt of alle disciplines goed vertegenwoordigd zijn en die tegenstrijdige belangen zichtbaar maakt. Je zou het kunnen zien als een soort ‘social engineering’. Deze rol ligt nu vaak bij de gemeente, die heeft echter weinig ervaring en menskracht voor dit soort kwalitatief onderzoek. We moeten meer kwalitatieve ruimtelijke ontwerpers opleiden die heel gericht in wijken en regio’s kijken en daar de wensen en belangen in beeld brengen en bewoners en gebruikers laten communiceren met elkaar.”
Deze onderzoekende en regisserende ontwerpers zijn volgens Roncken niet logischerwijs ook de uitvoerders van de projecten, maar veeleer een nieuw type initiator of aanjager die bemiddelt tussen wensen en mogelijkheden. (Big) Data beheer en het ontsluiten daarvan voor alle gebruikers, zal daar zeker een onderdeel van kunnen worden.
Licher kan zich daar in vinden: “Zeker nu we tussen de bestuurslagen door gaan opereren wordt het voor regio’s steeds belangrijker om goede strategen en verbinders te hebben die de wensen van de eigen regio vertalen, agenderen en mogelijk verbinden met andere initiatieven.” Ook op andere terreinen zoals in het openbaar bestuur is een ontwikkeling gaande waarbij nieuwe vormen van samenwerking aan de orde komen. Op basis van het rapport “Maak verschil” van de Studiegroep Openbaar Bestuur worden nu in een aantal gebieden experimenten gestart met een nieuwe vorm van samenwerking. Het landschap is dus in beweging. Licher: “De kern van de Omgevingswet en de Nationale Omgevingsvisie is om samen toe te werken naar een andere ruimtelijke strategie, zowel qua planning, programmering, financiering als kwaliteitsbewaking. Dat daar ook een nieuwe bestuurlijke cultuur voor nodig is, is evident. Essentieel is de wijze waarop in de dagelijkse praktijk met gebiedsgericht werken wordt omgegaan. In de nieuwe bestuurlijke cultuur dient de ruimte voor en betrokkenheid van initiatiefnemers en stakeholders een vanzelfsprekend uitgangspunt te zijn.”
Daniëlle Arets
Daniëlle Aretsis onderzoeker, journalist en moderator op het gebied van ontwerp. Zij is tevens partner van Design Innovation Group en Associate Lector in Strategic Creativity op de Design Academy Eindhoven. Voor meer informatie: http://capada.123-hostingserver.com/