Datum: 16-11-2023

Bij de gemeente Utrecht is een stedenbouwkundige visie in de maak. Donderdag 9 november werd daarvoor informatie opgehaald bij Utrechters die zich ook voor hun vak met ‘de stad’ bezighouden. De energieke avond, georganiseerd door architectuurcentrum AORTA, leidde tot op zichzelf al belangrijke adviezen.

Door: Martine Bakker

Hoe moet het, gezien die identiteit en gezien de verwachte groei, in de toekomst met de stad? Welke kant kan de stad rustig op veranderen? En wat zou gekoesterd moeten worden, omdat het de identiteit van Utrecht mede bepaalt? Dit zijn vragen waar de gemeente Utrecht een antwoord op zoekt in het licht van de stedenbouwvisie waar momenteel aan wordt gewerkt. Het idee is dat een participatieve aanpak zo’n visie steviger inbedt dan – het andere uiterste – een plan ‘hoog over’.

Parallelle werelden op tien vierkante meter: daarvoor moet je toch echt in een grote stad zijn. Utrecht is ‘de kleine grote stad’, aldus Frank van Mil, die de avond aftrapt met een kort verslag van zijn recente bevindingen als flaneur, of slenteraar, zoals hij het zelf noemt. Een stad waar een flaneur uit de voeten kan is per definitie een goede stad, concludeert hij terecht. Om nieuwe straatjes en stegen te ontdekken en idealiter zelfs prettig te verdwalen. Het draait bij nieuwbouw dus niet om maximumhoogte, zegt Van Mil. De aloude discussie over ‘hoger dan de Dom’ is niet relevant. Waar het wel om gaat: het behoud van de Utrechtse fijnmazigheid en prettige, goed vormgegeven straten.

Moderator Lisa Peeters in gesprek met Sanneke van Wijk van de gemeente Utrecht (Foto: Suzy Koot)

Raffinement

Als Lisa Peters, die de avond modereert, informeert wat de aanwezigen ‘typisch Utrechts’ vinden valt er aanvankelijk een bedachtzame stilte. ‘Hou de stad toegankelijk’, zegt iemand dan. ‘Raffinement’, zegt iemand anders, gevolgd door de vermaning dat dit bij nieuwe ontwikkelingen zo moet blijven, bijvoorbeeld door te verdichten rond ov-haltes. Enkele aanwezigen delen de notie van ‘krampachtigheid’, omdat Utrecht structureel met zijn identiteit lijkt te worstelen. En er wordt geconcludeerd: ‘Utrecht is gewoon heel mooi’.

Je zou je af kunnen vragen of de gemeente zijn oren niet te veel laat hangen naar bewoners. Hoort zo’n visionair, stedenbouwkundig plan niet van de professionals van de gemeente zelf te komen? Daarentegen is het de vraag of bewoners überhaupt te veel te zeggen kúnnen hebben over hun eigen stad. De stad waar ze leven, die hen aan het hart gaat, die ze vormgeven met hun dagelijkse handelingen. Ook inspraak over stedenbouw lijkt typisch Utrechts, in elk geval de laatste paar decennia. Van een soort open-file-stedenbouw rond 2010 naar de swipocratie die, samen met deze avond dus, richting geeft aan de komende stedenbouwvisie.

Adviezen formuleren

Na een plenaire presentatie van Like Bijlsma, over de kwaliteit van de woonomgeving in buitenwijken, verdelen de aanwezigen zich over vier ‘werktafels’, om adviezen te formuleren voor een specifiek gebied. Deze gesprekken worden begeleid door twee landschapsarchitecten, een stedenbouwkundige en een architect – respectievelijk Wim Voogt (OKRA Landschapsarchitecten), Jeroen Marseille (Marseille Buiten), Anne Seghers (Ruimtevolk) en Casper Schuuring (MONK Architecten).

Like Bijlsma

Het bijzondere is dat deze ontwerpers emotioneel betrokken zijn bij het betreffende gebied: zij wonen of werken er. De korte toelichtingen die zij vooraf geven, om hun ‘tafel’ toe te lichten, kregen er pardoes een competitief karakter van. Met een kwinkslag, maar toch… Eenmaal aan de tafels bleek iedereen een professional en uitstekend op de hoogte. Er werd tussen de stedenbouwers, ontwikkelaars, planologen en anderen eerst inside-information gedeeld, zoals over de bestemming van de grond van de scoutinggroep (DUG) aan de Kardinaal de Jonghweg, en dan doorgestoomd richting het formuleren van kwaliteiten en daarvan afgeleide adviezen voor de stedenbouwvisie.

Tweede Daalsedijk

Het viel Anne Seghers op hoe goed iedereen aan haar tafel het gebied kende, zegt zij in haar samenvatting van deze sessie. Daardoor wist iedereen dat verdichten in de Daalsebuurt een probleem zou opleveren voor de openbare ruimte. Het advies is om in de gebiedsontwikkeling in het naastgelegen gebied (Wisselspoor) in te zetten op structuren en voorzieningen (mobiliteit) waar bestaande bewoners van kunnen mee profiteren en die de druk op de bestaande openbare ruimte verlichten. Andere tips: hou die kleine zijstraatjes lekker rommelig, die kunnen best wat hebben als eraan gesleuteld wordt, op voorwaarde dat de grote structuren, zoals de Tweede Daalsedijk en de Amsterdamsestraatweg, radicaal vergroend en robuust gemaakt worden. De identiteit van dit gebied is ‘vrijplaatsachtig’, wat erg wordt gewaardeerd. Het is de rol van de gemeente om dat karakter te behouden!

Anne Seghers van Ruimtevolk in de break-out Tweede Daalsedijk

Veemarkt en Voordorp

Aan de tafel van Jeroen Marseille werden tot het einde gedachten gedeeld, vertelt hij. Het ging onder meer over participatie – men concludeerde dat daar geen blauwdruk voor was, maar dat een project er altijd beter van werd. Participatie in Voordorp zou bijvoorbeeld toegespitst moeten worden op het karakter van de bewoners, een hechte, homogene groep. Want ‘inbreiden’ draait om nieuwe en om oude bewoners – die laatste worden weleens vergeten. Steeds over een klein hoekje praten werkt ook niet goed, je moet plannen ergens aan kunnen relateren, is een andere conclusie. Werk dus integraal en zoek naar de samenhang tussen stedenbouw, architectuur en openbare ruimte. Een meer sociaal-maatschappelijk advies gaat over het aanwijzen van ‘witte plekken’, waar je iets kunt organiseren, wat goed is voor die typisch stedelijke parallelliteit.

Jeroen Marseille in break-out Voordorp/ Veemarkt

Werkspoorkwartier

Casper Schuuring is met zijn bureau gevestigd in het Werkspoorkwartier: een leeg gebied met veel potentie, is de gedeelde mening. Dat de gemeente er op een afstand blijft, ervaart iedereen als een enorme pre. Net als het feit dat dit een werkgebied is, waar dus niet gewoond wordt. Dat moet zo blijven vindt men. De ideeën aan Schuurings ‘tafel’ betroffen vooral – al dan niet permanente – toevoegingen, zoals een festival, museum, stadslandbouw, een watertaxi, zwembad, markthallen, educatie, liefst van de HKU, en… het publiek toegankelijk maken van de illustere tunnel onder het Amsterdam-Rijnkanaal. Waarbij de mix van huidige- en toekomstige gebruikers mooi in balans moet blijven, maar gebruikers idealiter wel een impuls geven aan een duurzame en circulaire economie. Ook belangrijk: er moet aandacht naar het groen en naar de (sociale) veiligheid.

Casper Schuuring met Werkspoorkwartier

Hoograven-Zuid

Wim Voogt noemt om te beginnen nog een identiteitskenmerk van Utrecht: overal zit een historische laag verstopt. Specifiek voor Hoograven-Zuid geldt dat het een leuke wijk is, een beetje verstopt en juist niet homogeen, zowel qua bevolkingssamenstelling als qua stedenbouw en architectuur. Wel gaat er veel mis: de dynamiek op straat is minder sociaal door de komst van het winkelcluster aan de ’t Goylaan en er zijn te veel auto’s. Voogt herhaalt de opmerking van Joost Ector (voorzitter welstand), ‘niet elke afwezigheid een gemis’, die viel in het gesprek over de noodzaak om de barrières in de wijk te slechten. De vraag of je juist moet gaan voor goede verbindingen, of het huidige isolement moet koesteren, bleef vanavond een vraag. Wel lijkt ‘raffinement’ in deze wijk sowieso gewenst: regel het netjes op detailniveau, door zorgvuldig te tekenen.

Wim Voogt met Hoograven-Zuid

Top-4

De samenvattingen van de ontwerpers gaven een goed beeld van de gesprekken aan de andere tafels dan de ‘eigen’. Ook de individuele adviezen van de aanwezigen maakten duidelijk wat van belang werd geacht. Helemaal omdat deze adviezen, die op een speciaal formulier werden genoteerd, in een ‘formulierendans’ (met Utrechtse muziek) vijfmaal van scores werden voorzien door wisselende personen. Het hoogst scorende advies (23 uit 25 punten) betrof de Tweede Daalsedijk, maar is in feite universeel: Begin áltijd met het structureren en ontwerpen van de (half-)openbare ruimte. Dit is van belang voor allerlei aspecten, zoals sociale kansen en de ecologie en waterhuishouding.

Volgende in de reeks zijn drie adviezen met 20 uit 25 punten. Pas de Utrechtse visie op gezond stedelijk leven ook in de bestaande wijk van Hoograven toe, luidt het eerste. Het tweede gaat ook over Hoograven-Zuid: Zorg er bij nieuwe verbindingen tussen wijken voor dat verkeersbewegingen passen bij de betreffende openbare ruimte. Het derde advies is een pleidooi voor contrasten in het Werkspoorkwartier: behoud ze en creëer ze. Net als het ‘winnende’ advies scoorde dit misschien juist hoog omdat het eigenlijk voor de hele stad geldt. Want zijn contrasten niet precies wat een stad tot stad maakt?

Gemeente aan zet

Bart van der Vossen, directeur ruimte van de Gemeente Utrecht, nam de adviezen officieel in ontvangst. Hij had een volle week, omdat er op meer plekken input werd geleverd voor de visie stedenbouw. ‘Het is indrukwekkend, deze avonden zijn cadeautjes van denkkracht’, zegt Van der Vossen. In sommige adviezen proeft hij een waarschuwing. ‘Jullie vinden dat we aan een gezonde stad moeten werken, als we die propageren. En dat doen we! Kijk bijvoorbeeld naar Overvecht.’ Het valt hem op dat de waarden die bewoners deze week in de diverse verdiepende gesprekken aandragen behoorlijk overlappen, of ze nu een ‘ruimtelijk professional’ zijn of niet. ‘Het is onze taak om in de stedenbouwkundige visie een balans te vinden tussen wat onze dienst en wat de stad aandraagt.’

Bart van der Vossen van de gemeente Utrecht sluit de avond af

Van der Vossen was naar eigen zeggen ‘even bang voor een problematiseringsslag’ en toont zich aangenaam verrast over de uitkomst van de door AORTA georganiseerde avond. Zijn verbazing brengt nóg een identiteitskenmerk voor het voetlicht. Het was heel slecht weer en in de wereld van het ruimtelijk ontwerp is het druk, druk, druk. Toch togen deze Utrechters naar Karma Kebab: constructieve, betrokken bewoners zijn ook typisch Utrechts. Het verplicht de gemeente nog eens extra om te doen wat zij bij monde van Van der Vossen reeds beloofde: adviezen worden opgenomen in de stedenbouwvisie en zo niet, dan wordt beargumenteerd waarom. De nieuwe visie wordt begin 2024 verwacht.

De avond samengevat in een tekening van Jutta Raith

Martine Bakker is architectuurhistoricus. Zij werkt bij architectenbureau cepezed, schrijft kritieken voor onder meer Archined, en is redacteur van het jaarboek Landschapsarchitectuur en stedenbouw in Nederland

Meer over de Stedenbouwvisie

.