De Utrechtse polder Rijnenburg. Mogelijk de toekomstige locatie van een omvangrijke stadswijk én archeologisch paradijs. Twee zaken die ogenschijnlijk op gespannen voet staan met elkaar. Hoe ziet dat eruit in dit voorstadium van de planvorming? En wat is de archeologische waarde van Rijnenburg? Betrokken archeoloog Nils Kerkhoven kan niet wachten tot hij de bodem in kan duiken: “Dit is een archeologisch walhalla”.

Door: Femke Noordink

Utrecht koos voor een unieke aanpak in de gebiedsontwikkeling. Daarin komt het archeologisch onderzoek helemaal aan het begin en wordt dit, samen met de resultaten van bodem- en wateronderzoek, sturend in het planproces. Nils Kerkhoven, archeoloog bij Erfgoed gemeente Utrecht is erg enthousiast over die keuze: “Heel mooi dat we in zo’n vroeg stadium voorwerk kunnen doen. We willen op pad met een goede knapzak vol informatie, vooruitlopend op de ontwikkelingen. En zo heb je meer tijd voor het onderzoek. Je kunt efficiënter werken en een gericht plan van aanpak per vindplaats maken. Er is ruimte om keuzes te maken en een goede inschatting van de kosten te geven. Dat is voor veel partijen belangrijk.”

“Hier ligt een enorme schatkamer, met hoogstwaarschijnlijk tal van vindplaatsen”

Deze werkwijze past goed bij Rijnenburg, een bijzondere plek binnen de archeologie, die van nationale waarde is. Kerkhoven: “Een ongekend mooi landschap, waar we veel van kunnen leren. Het gaat om een groot oppervlakte, ongerept, dat komt niet vaak voor. Hier ligt een enorme schatkamer, met hoogstwaarschijnlijk tal van vindplaatsen. Een archeoloog wil dat gaan ontdekken. Het liefst ga ik morgen al opgraven!”

Nils Kerkhoven tijdens opgravingen in Leidsche Rijn

Amateurs

Rijnenburg is een hotspot onder amateurarcheologen, die het gebied al decennialang uitkammen met metaaldetectors. Binnen het project is Nils verantwoordelijk voor het inventariseren van hun collecties. In januari plaatsten we een oproep om erachter te komen wat er tot nu toe is gevonden. De reacties daarop zijn van grote informatiewaarde, noemt Kerkhoven. “We willen dat de bestaande collecties goed in beeld komen, zodat we straks gepokt en gemazeld kunnen opgraven.” Met de inventarisatie op zak kunnen de archeologen van de gemeente Utrecht voorsorteren op wat er valt te verwachten wat betreft locaties en dateringen. Uit de respons op de oproep blijkt dat er al honderden metaalvondsten zijn gedaan. “Ook vondsten die er echt toe doen”, aldus Nils Kerkhoven. “Het is een enorme snoepwinkel. Er zijn mensen die er al tien, twintig jaar lopen te zoeken. Deze particulieren hebben vaak goed bijgehouden wat waar is gevonden. 80-90 % van de vondsten komt uit de Romeinse tijd.” Met toestemming van de grondeigenaar kan je in Rijnenburg op pad met een metaaldetector. Graven mag tot maximaal 30 centimeter onder het maaiveld. Gevonden stukken mogen mensen zelf houden. Formeel zijn vondsten gedeeld eigendom van de landeigenaar en de vinder, maar meestal is geldswaarde beperkt. Wel is het verplicht om de vondsten te melden bij de juiste instanties.

Werkwijze

Ook de archeologen van de gemeente Utrecht duiken binnenkort de grond in, om de eerste proefsleuven te graven. “Daar word ik heel blij van”, zegt Kerkhoven. “Met de kraan gaan we de grond in. Die maakt een sleuf van 40 tot 80 meter lang en 3 meter breed. De archeologen gaan daarin op zoek naar conservering van sporen, leer, plantenresten. Hoeveel sporen zien we? Wat voor resten van de materiële cultuur komen we tegen?” Voorlopig wordt op vijf vindplaatsen een proefsleuf gegraven.

“Wij archeologen zijn veredelde slopers. Want wat we opgraven, is daarna verstoord.”

En de archeologen maken gebruik van droneopnames, boringen en lidar-scans; scans van een sensor die via laserstralen de afstand tot het aardeoppervlak bepaalt. Zaak is daarnaast om per vindplaats de juiste mensen in te schakelen. Iedere archeoloog heeft een eigen specialisatie. Mensen met ervaring met specifieke materiaalsoorten worden ingezet. “Al die onderzoeken stitchen we aan elkaar. Hopelijk zijn er veel vondsten, die werken we allemaal uit.” Aan de hand van vindingen en dateringen wordt er tot slot een tijdlijn opgesteld. “Wij archeologen zijn veredelde slopers. Want wat we opgraven, is daarna verstoord.” Daarbij moeten ze dus met zorg te werk gaan, laag voor laag. Iedere stap wordt gedocumenteerd. “Je kan iets maar één keer opgraven”, benadrukt Kerkhoven. “Als je een bijzondere vondst doet, bijvoorbeeld een heiligdom met houten constructies, dan kunnen we het in situ opgraven.” Dan blijft het behouden op de vindplaats. “Of iets kan worden teruggeplaatst op de originele locatie. Zo blijft de geschiedenis verankerd op z’n plek.”

Veldwerk proefsleuf Strijkviertel, grenzend aan Rijnenburg II

Alles bewaren?

Maar er zijn plannen om in de toekomst in Rijnenburg huizen te bouwen. Momenteel onderzoekt Utrecht er de mogelijkheden voor de bouw van een enorme stadswijk. Hoe moet dat dan, met zoveel rijkdom in de bodem? “Wij willen natuurlijk alles bewaren en onderzoeken”, zegt Nils Kerkhoven daarover. “Maar dat kan nou eenmaal niet.” Keuzes zijn nodig in wat wel of niet wordt opgegraven. En wat nu, en wat later. Daarbij kunnen de archeologen adviseren waar bijvoorbeeld een voetbalveld kan komen in plaats van een woonwijk, zodat de archeologie in de grond eronder kan blijven liggen en in de toekomst onderzocht kan worden.

“Sommige plekken moeten we bewaren voor collega’s over 200 tot 300 jaar, die het met nieuwe technieken kunnen duiden.”

Archeologen zullen dan weer andere technologieën tot hun beschikking hebben. Die vooruitgang gaat snel. “Eerder tekenden we analoog alles in”, blikt Kerkhoven terug. “Nu werken we digitaal, dat gaat vele malen sneller. Daarmee zijn er ook strakkere dateringstechnieken ontstaan. Sommige plekken moeten we bewaren voor collega’s over 200 tot 300 jaar. Het is goed dat die bewaard blijven voor toekomstige generaties, die het met nieuwe technieken kunnen duiden.”

Romeins achterland

En wat is er tot nu toe zoal gevonden in ‘schatkamer Rijnenburg’? “Aardewerk, bot, bouwmateriaal, metaalvondsten.” Niets daarvan is zo scherp dateerbaar als munten, vertelt de archeoloog. “Die werden in series gemaakt in een bepaald jaar. In Rijnenburg zijn munten gevonden uit de 1e en 2e eeuw na Christus. We kunnen precies bepalen wanneer.” Ook zijn kledingaccessoires makkelijker in de tijd te plaatsen door hun modegevoeligheid. “Tussen en onder boerderijen langs de Nedereindseweg zijn middeleeuwse vindplaatsen te verwachten. Ga je verder het land op, dan verwachten we daar een Romeins landschap”, zegt Kerkhoven. De meeste vondsten komen uit dit landelijk gebied: mantelspelden, munten, militaire uitrusting, ringen. Kerkhoven: “Rijnenburg vormt het directe achterland van de Romeinse grens, de limes. Het gaat een enorme inkijk geven in hoe die twee zones samenhingen in die tijd. Aan de limes zaten veel soldaten. Veteranen settelden in het achterland, daar zijn gebruiksvoorwerpen van gevonden.” Onder veteranen was veel hergebruik van materiaal, want metaal was kostbaar. Er is dan ook Romeinse ‘scrap’ gevonden. “Verder is er een oude waterweg langs en onder de Meerndijk, die destijds mogelijk is door mensenhand is gegraven. Dat kan dan alleen door het Romeinse leger zijn gedaan.” Nils Kerkhoven is benieuwd naar de redenen hierachter. “Was dat om iets te verbinden voor leger of handel? Werd het kanaal misschien bewaakt? Zijn er nog gekke militaire installaties te vinden?” Op de plek van dit historische kanaal gaat ook het eerste onderzoek plaatsvinden.

“Tussen en onder boerderijen langs de Nedereindseweg zijn middeleeuwse vindplaatsen te verwachten. Ga je verder het land op, dan verwachten we daar een Romeins landschap”

Cicade fubula (2e-3e eeuw) gevonden in Rijnenburg

Utrechters doen mee

En wat is de meest opmerkelijke vondst tot nu toe? Dat antwoord heeft Kerkhoven meteen paraat. “Dat is een Romeinse mantelspeld”, zegt hij. “Een zogenaamde cicadefibula. Die is zó gaaf, zó mooi! Hij is perfect bewaard gebleven en heel erg zeldzaam. Een exotisch ding, sjiek en groot. Er zijn aanwijzingen dat die van ver is gekomen.” De speld is gedateerd op de 2e eeuw en wordt het beeldmerk van het archeologisch onderzoek in Rijnenburg. “Ik denk dat hij heeft toebehoord aan een blije Romeinse”, aldus Kerkhoven. Alle vondsten van amateurs zorgen zo voor een “levend schilderij”, aldus de archeoloog. “Wat gaan we zien, en wat zegt dat? Hoe vertaalt zich dat naar lokale nederzettingen? We proberen het verhaal daarvan te reconstrueren.” Een verhaal dat ook zijn weg moet vinden richting een publiek. Publieksparticipatie is dan ook onderdeel van het plan. “Heel gaaf”, vindt Nils Kerkhoven. “Er komen publieksgerichte activiteiten, want vondsten en verhalen willen we graag delen.”

“We willen mensen uit de stad deelgenoot maken van de geschiedenis van hun gebied.”

De gemeente ziet publieksparticipatie tevens als een essentieel onderdeel. Dit draagt onder andere bij aan maatschappelijk draagvlak voor het archeologisch onderzoek. Het programma, waar nu op wordt gebroed, richt zich doelbewust niet alleen op de kring van amateurarcheologen: “Alle Utrechters kunnen onze verhalen dan mee-ontdekken. We willen mensen uit de stad deelgenoot maken van de geschiedenis van hun gebied.”

 


Bouwen met Erfgoed is een project van de gemeente Utrecht, architectuurcentrum AORTA en verschillende kennispartners. Doel is de archeologische waarde van het gebied vroegtijdig in kaart te brengen en de uitkomsten hiervan sturend te laten zijn bij toekomstige gebiedsontwikkelingen.
Lees verder

 

Nils Kerkhoven (1972)

KNA-archeoloog, senior KNA-specialist materialen en metaaldetectiespecialist

Nils Kerkhoven werkt negentien jaar voor de afdeling Erfgoed van de gemeente Utrecht. Door de jarenlange ervaring in Utrechtse bodem heeft hij veel kennis omtrent de oude rivierlandschappen en de bewoners of gebruikers. Op dit moment is hij betrokken bij de archeologische vooronderzoeken in de polder van Rijnenburg.

Naast regulier archeologisch veldwerk is Kerkhoven gespecialiseerd in archeologische metaalvondsten, met name in metalen gebruiksvoorwerpen uit de Romeinse tijd tot en met de middeleeuwen. Zijn werk bestaat uit determineren en beschrijven en het stabiliseren, conserveren en restaureren van metaalvondsten.