publicatie

Datum: 19-12-2022

Papendorp, nu nog een monofunctioneel bedrijventerrein, is in de Ruimtelijke Strategie Utrecht 2040 (RSU) aangewezen als toekomstig stedelijk knooppunt met een mix van wonen, kantoren en stedelijke voorzieningen. Kun je met datagedreven analyse en ontwerp de opgaven voor dit gebied (her)definiëren en wat voor kansen biedt dit om de plannen verder door te ontwikkelen? Met Interactielandschap Utrecht verkennen IMOSS, BASTA urbanism en Sweco dit vraagstuk. In dit project staan de interactie tussen data en databronnen en tussen data en ontwerpen centraal.

terug naar Magazine Interactielandschap

Tekst: Bas Horsting (BASTA Urbanism) & Joram van Otterloo (IMOSS)

Door verschillende typen datasets te verknopen, hebben we de in de RSU gestelde ambities en principes voor Papendorp tegen het licht gehouden en mogelijke door data ingegeven toekomstscenario’s voor het gebied verkend. Hierbij hebben we de focus gelegd op het stadsprofiel de vertraagde stad. Dit profiel is vanuit de inwoners van Utrecht toegevoegd aan de strategie en is vooralsnog het minst uitgewerkte thema. Verkend is of datagedreven analyse een rol kan spelen in de ruimtelijke vertaling, en daarmee uitwerking, van dit thema voor Papendorp.

De vertraagde stad

De vertraagde stad onderschrijft het belang van een goede balans tussen rust en reuring en legt het accent op de nabijheid en bereikbaarheid van groen- en rustplekken in de stad. Interactielandschap kijkt specifiek naar hoe de 10-minutenstad zich verhoudt tot de vertraagde stad. De inzet van de RSU 2040 is dat de belangrijkste functies voor dagelijks gebruik binnen tien minuten bereikbaar zijn vanaf de woon- werkomgeving. Is het omliggende landschap, het ultieme rustmoment, ook bereikbaar binnen tien minuten, ofwel het 10-minutenlandschap? En van wie gaan we eigenlijk uit als we spreken over die tien minuten? Niet iedereen kan zich immers met dezelfde snelheid verplaatsen.

Figuur 1 Uitsnede uit de RSU 2040: Papendorp als een van de stedelijke knooppunten buiten het centrum

 

Data verzamelen

Databronnen laten zich onderverdelen in vier categorieën. Allereerst de openbare data zoals bijvoorbeeld beschikbaar gesteld door overheden of vrij te verzamelen via social media. Ten tweede data die te koop is. Dit kan van organisaties als het Kadaster zijn, maar ook van commerciële partijen, die bijvoorbeeld data van vastgoedwaarde of mobiliteit verzamelen en te koop aanbieden. Ten derde data die bedrijven verzamelen, maar voor zichzelf houden om hun bedrijfsvoering te optimaliseren. Bijvoorbeeld de (online) supermarkten die hun kennis over de stad vergroten door data van consumentengedrag van klanten, logistieke routes en distributiepunten te verzamelen. Tot slot is er nog de mogelijkheid om zelf data te verzamelen door bijvoorbeeld metingen met sensoren in de openbare ruimte te doen of enquêtes uit te zetten onder bewoners.

Initieel wilden we zoveel mogelijk data beschouwen. Ook data die misschien in eerste instantie niet relevant lijkt, maar dit bleek door het grote aanbod een onmogelijke opgave. Daarom hebben we ervoor gekozen om te werken met openbare data, met name van gemeente en provincie, die relevant zijn voor het thema vertraagde stad. Harde data over vierkante meters groen, aantallen bomen, fiets- en voetgangersroutes (en verbindingen) en bankjes zijn onderzocht, maar ook zachte data, bijvoorbeeld over de tevredenheid van bewoners over voorzieningen in de buurt. Een belangrijk aandachtspunt is wel dat ook objectief ogende data door iets of iemand is voorgeselecteerd en daarmee eigenlijk subjectief is. Een onderbouwde waardering van de geselecteerde data door de ontwerper is dan ook nodig.

Data verwerken en combineren

De waarde van data wordt zichtbaar door goede visualisaties. Tabellen met grote hoeveelheden getallen zijn bijvoorbeeld moeilijk leesbaar, maar als data wordt vertaald in kaarten of 3D-visualisaties met zorgvuldig gekozen legenda’s wordt data toegankelijk en is het mogelijk om een waardeoordeel te geven.

Figuur 2 Visualisatie van data

Door verschillende datasets met elkaar te combineren, kunnen nieuwe inzichten worden verkregen. Zo kun je bijvoorbeeld achterhalen hoeveel voorzieningen vanuit het knooppunt daadwerkelijk binnen 10 minuten bereikbaar zijn, door te analyseren hoe ver je lopend kan komen vanaf het knooppunt in 10 minuten, en dit af te zetten tegen aantal aanwezige voorzieningen binnen dit bereik.

Figuur 3 Combineren van data: loopafstanden en beschikbaarheid van voorzieningen

 De juiste opgave?

Door het toekomstige ruimtelijke netwerk van fiets- en voetpaden en data van het bestaande netwerk te combineren met een geautomatiseerde analyse van reistijden van personen, uitgaand van diverse modaliteiten, kwamen we tot de ontdekking dat de opgave voor Papendorp misschien een herdefiniëring nodig heeft. Het omliggende landschap aan de westzijde van Utrecht blijkt – objectief – slecht toegankelijk te zijn vanuit de stedelijke knooppunten die gedefinieerd zijn in de RSU. Papendorp ligt op kaart misschien dichtbij het landschap, maar als je het gebied in het licht van de vertraagde stad en het 10-minutenlandschap bekijkt, ligt Papendorp het meest ver weg van dit landschap. Helemaal ten opzichte van de andere knooppunten.

Ook blijkt dat Papendorp weliswaar aan de rand van de stad ligt, maar wel centraal in de stedelijke regio. Deze twee ontdekkingen samen, de relatief verre afstand tot aan het landschap en het centrum van de regio, roepen een fundamentele vraag op: moet Papendorp wel doorontwikkelen naar een stedelijk knooppunt? Of moet ingezet worden op een stedelijk rustpunt om ook juist de inwoners van andere wijken, zoals bijvoorbeeld Kanaleneiland, de kans te geven binnen 10 minuten in het landschap te komen ? Deze twee scenario’s hebben beiden een enorme impact op de locatie en de omgeving. Het betekent misschien wel dat grote investeringen, zoals hoogwaardig openbaar vervoer, langs andere lijnen moeten lopen dan in de RSU gesteld  en dat de bereikbaarheid van het landschap te voet, met de fiets en met het OV meer aandacht moet krijgen.

Figuur 4 Het omliggende landschap blijkt aan de westzijde van Utrecht slecht bereikbaar vanuit de stedelijke knooppunten

Figuur 5 Een nieuw perspectief: Papendorp blijkt het centrum van de stedelijke regio

Ontwerpen met het 10-minuten landschap

Aan de hand van vier verschillende vormen van vervoer (voet, fiets, kabelbaan en tram) is onderzocht hoe toegankelijk het landschap is vanuit het toekomstige knooppunt Papendorp. Hierbij is het uitgangspunt steeds tien minuten geweest. Per modaliteit is het bereik binnen deze tijd uitgerekend en getekend, en is verkend welke infrastructurele ingrepen een positieve bijdrage aan deze bereikbaarheid kunnen leveren.

Het kiezen van een kabelbaan of tram als modaliteit maakt dat knooppunt Papendorp potentieel veel uitgestrekter kan zijn. Vanuit Papendorp kan namelijk binnen tien minuten een langere afstand worden afgelegd door de hogere snelheid van kabelbaan en tram. Wordt ingezet op fiets of voetganger, dan zal de nadruk veel meer komen te liggen op compactheid van het knooppunt gecombineerd met een aantrekkelijk, fijnmazig fiets- en wandelnetwerk en meer landschappelijke ontwikkelingen richting Papendorp zelf.

 

Figuur 6 Ontwerpen met het 10-minuten landschap. Waar moet het landschap beginnen om nog bereikbaar te zijn binnen 10 minuten?

De rechtvaardige stad

Nog interessanter wordt het als we niet alleen de modaliteitskeuze, maar ook het type gebruiker meenemen in het ontwerp. Utrecht wil een inclusieve stad zijn waar voorzieningen voor iedereen bereikbaar zijn, ongeacht of je met een e-bike door de stad beweegt of met een rolstoel of kinderwagen. Tien minuten betekent heel wat anders voor die doelgroepen. Voor Papendorp hebben we dit getoetst en hier blijkt een duidelijke opgave te liggen. De bereikbaarheid van het omliggende landschap is nog lang niet voor alle doelgroepen gegarandeerd. Dit betekent dat rondom het mobiliteitsknooppunt misschien wel veel compacter en meer de hoogte in gebouwd moet worden om zo voor iedereen de dagelijkse voorzieningen, waaronder groen en ruimte voor rust, nabij te hebben.

Figuur 7 De rechtvaardige stad: bereikbaarheid van het landschap voor personen met een beperking

Figuur 8 De rechtvaardige stad: bereikbaarheid van het landschap met e-bike

Een datagedreven toekomst

Dit project laat slechts een klein deel van de potentie van datagedreven ontwerp zien. Digitale tools en visualisatietechnieken ontwikkelen zich nog steeds razendsnel en het staat vast dat ze de ontwerppraktijk verrijken. Visualisatie- en GIS-software zijn als tools inmiddels niet meer weg te denken. Betekent de opmars van datagedreven werken dat de ontwerper op termijn overbodig wordt? Het tegendeel is wat ons betreft het geval. Het is aan de ontwerper om op basis van zijn vakkennis en professionele intuïtie de juiste keuze te maken in selectie en combinatie van data en de inzichten vervolgens te vertalen in een aantrekkelijk en passend ontwerp. De ontwerper blijft dus wel degelijk aan zet, en heeft met datagedreven werken juist extra middelen om zijn ontwerpuitgangspunten te onderbouwen.

Het is ook aan ontwerpers om datagedreven toepassingen verder te ontwikkelen en een integraal onderdeel uit te laten maken van hun ontwerpmethodiek. Dit zal met vallen en opstaan gaan en dat is prima. Ontwerpend onderzoek draagt hieraan bij door gericht de waarde van datagedreven ontwerp te verkennen in verschillende fases van het ontwerpproces (analyse, ontwerp, toetsing) en de discussie met betrokken partijen te voeren. Er moet nog veel doorontwikkeld worden, maar het is zeker dat datagedreven werken niet meer weg te denken is uit de beroepspraktijk en een serieuze rol zal spelen bij het maken van een aangename, toekomstbestendige stad.


Bas Horsting (1976) is architect en urban planner met een fascinatie voor het maken van gezonde, duurzame steden. Hij werkt vanuit BASTA urbanism aan hoogstedelijke opgaves op het snijvlak van stedenbouw, architectuur, landschap en mobiliteit. Bas heeft ruime ervaring met het werken aan ruimtelijke opgaves in zowel Nederland als het buitenland. Hij houdt ervan ontwerp met (ontwerpend) onderzoek te combineren en innovatieve concepten voor stedelijke ontwikkeling in samenwerking met andere disciplines te ontwikkelen.

Joram van Otterloo (1983) is partner en stedenbouwkundige bij IMOSS, een ontwerp- en adviesbureau voor stedenbouw, landschap en buitenruimte. Met zijn bureau biedt hij effectieve oplossingen voor ruimtelijke vraagstukken vanuit overheid en bedrijfsleven. Joram heeft een passie voor het in goede banen leiden van dynamische en complexe processen, waarbij hij zorgdraagt voor de ruimtelijke verbeelding, integraliteit en overzicht.


Over Interactielandschap Utrecht

Dit artikel is onderdeel van Interactielandschap Utrecht, een ontwerpend onderzoek geïnitieerd door architectuurcentrum AORTA, in samenwerking met ontwerpers IMOSS bureau voor stedebouw, BASTA Urbanism en Sweco. In dit onderzoek is verkend wat er gebeurt als digitale technologie een sturend instrument wordt bij gebiedsontwikkeling, en ontwerpers eerder betrokken worden bij de selectie, analyse en verwerking van data. Maken we dan andere keuzes over wat en waar we iets bouwen? Papendorp/A12-zone, die in de Regionale Strategie Utrecht 2040 is aangewezen als nieuw stedelijk knooppunt, diende hierbij als testcase. Het project is financieel mede mogelijk gemaakt door het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.

Wil je meer weten? Neem dan contact op met Manon Mastik van AORTA, mmastik@aorta.nu

terug naar Magazine Interactielandschap