publicatie

Datum: 19-12-2022

BASTA Urbanism, IMOSS en Sweco gingen de uitdaging aan om bedrijvenpark Papendorp, een van de plekken die zich volgens de Ruimtelijke Strategie Utrecht 2040 tot stedelijk knooppunt moet ontwikkelen, onder de loep te nemen middels een datagedreven onderzoek. Een gesprek met Bas Horsting en Pedro Silva Costa, die namens BASTA en IMOSS verantwoordelijk waren voor het ontwerpend onderzoek Interactielandschap Utrecht. Hoe hebben zij het werken met data ervaren? Welke meerwaarde biedt datagedreven ontwerp en op welke momenten in een ontwerpproces kan het van pas komen?

terug naar Magazine Interactielandschap

Tekst: Leon Sebregts

Hoe zijn jullie betrokken geraakt bij het project Interactielandschap Utrecht?

Bas:

‘Met BASTA werkte ik in 2018 aan het door BNA Onderzoek geïnitieerde ontwerpend onderzoek Stad van de Toekomst, aan de oostrand van Utrecht. Dit onderzoek vormde voor AORTA de aanleiding om samen na te denken over hoe we de uitkomsten hiervan een stap verder konden brengen ten gunste van de RSU 2040. De A12-zone, de zuidelijke rand van Utrecht, is hierbinnen een van de aandachtsgebieden. Waar de focus in 2018 vooral op het thema van de gezonde stad lag, wilden we nu met name evalueren wat dit gebied nodig heeft om te voldoen aan de gestelde ambities. Die wens heeft de opgave de kant van data en digitalisering op geduwd. Het sloot bovendien goed aan bij de werkwijze van IMOSS.’

Pedro:

‘Ik weet dat IMOSS eerder met AORTA heeft samengewerkt, dus die verbinding was er al. Ik ben een jaar geleden begonnen bij IMOSS. Het project liep al en uiteindelijk heb ik het project overgenomen. Vanaf dat moment hebben Bas en ik intensief met elkaar samengewerkt.’

Wat was het grootste verschil tussen een reguliere opgave en de opgave voor dit ontwerpend onderzoek?

Bas:

‘Het grootste verschil was dat de opgave nog helemaal niet gedefinieerd was. Dat hebben we bewust gedaan om te kijken wat die extra vrijheid op zou leveren. Het voelde daardoor een beetje als hogere wiskunde. Je gaat op zoek, maar weet niet precies waarnaar. Als je gaandeweg op iets stuit, heb je ook meteen een doorbraak te pakken. De keuze voor Papendorp als onderzoekslocatie lag in het begin nog niet vast. De focus lag op de A12-zone. Als resultaat van de ontdekkingstocht zijn we gaandeweg gaan inzoomen op het toekomstige knooppunt Papendorp.’

Pedro:

‘Toen ik erbij kwam, lag de focus al op Papendorp. Daarna zoomden we weer uit. De data toonden aan dat Papendorp een interessante plek was om het thema van de vertraagde stad te laten landen.’

Onderzoek toont aan dat het gebruik van data in een ontwerpproces voor tachtig procent bevestigt wat je al weet en twintig procent nieuwe kennis oplevert. Geldt dit ook voor jullie project?

Pedro:

‘Ik denk dat je vooral naar de totale balans moet kijken. Als je de twintig procent nieuwe kennis die je dankzij het gebruik van data opdoet, combineert met de tachtig procent bekende kennis, geeft dit je uiteindelijk veel meer nieuwe informatie. Belangrijker dan de compleet nieuwe kennis is de integrale, gelaagde kennis en het bredere perspectief.’

Wat heeft jullie dankzij deze integrale en brede blik het meest verrast?

Bas:

‘De verrassing zit niet zozeer in de data die je bij de gemeente of de provincie ophaalt, maar in het moment waarop je deze over elkaar heen legt. Dan zie je dat er vanuit verschillende overheidslagen hele verschillende perspectieven op een gebied zijn. Dat was voor mij een eyeopener.’

Pedro:

‘Voor mij was het meest verrassend dat de manier waarop je naar datasets kijkt afhankelijk is van je vraag. Dezelfde data kan je verschillende antwoorden en inzichten geven. Maar ook het verschil in de aanwezigheid van data per gemeente viel op. De A12 vormt de grens tussen Utrecht en Nieuwegein. Van Utrecht was veel open data te vinden. Van Nieuwegein vrijwel niets. Misschien is het er wel, maar het was voor ons in ieder geval niet eenvoudig te vinden. Voor een grensgebied als Papendorp maakt dit het lastig om precieze conclusies te trekken.’

Bas:

‘Ik vond dit best schokkend. Data is uiteindelijk toch macht. Het verschil in de aanwezigheid en toegankelijkheid van data kan de kloof tussen stedelijk en landelijk gebied en tussen grote en kleinere steden vergroten. De gemeenten Amsterdam en Utrecht zijn heel ver met het bouwen van een digital twin. Zij zoeken elkaar regelmatig op om kennis uit te wisselen en dus hun voorsprong uit te bouwen. Maar of Utrecht en Nieuwegein elkaar op deze manier vooruithelpen? Geen idee.’

Tijdens de slotbijeenkomst van het project ging het veel over de (schijnbare) objectiviteit van data. Wat zijn jullie bevindingen met betrekking tot dit thema?

Bas:

‘Ik merkte dat er tijdens alle sessies met experts en op alle niveaus discussie was over de objectiviteit van data en de waarde die je aan data koppelt. Eigenlijk was er een tegengestelde beweging merkbaar. Hoe objectiever iets lijkt, des te groter de discussie over die objectiviteit. Waar ik voorheen als ontwerpprofessional een lijn trok, werd die vaak meteen geaccepteerd. Mensen vertrouwen op je expertise. In dit project onderbouwden we diezelfde lijn met grote hoeveelheden data en werd deze ineens in twijfel getrokken.’

Kunnen jullie hier een concreet voorbeeld van geven?

Bas:

‘Dit speelde bijvoorbeeld bij het definiëren van het thema ‘vertraagde stad’. Als we intuïtief een schets hadden gemaakt met een aantal rustplekken en groene plekken in de stad, dan was die niet compleet geweest, maar waarschijnlijk wel geaccepteerd. Toen we de schets maakten op basis van allerlei datasets werd deze in twijfel getrokken. Ineens waren we niet volledig, want we hadden dit en dit en dit nog mee kunnen nemen.’

Pedro:

‘We analyseerden de meeste zaken op basis van kwantitatieve data. Verschillende mensen vroegen zich af hoe dit zich naar kwaliteit kon vertalen. Dat was een eindeloos proces. Je kunt altijd meer bekijken.’

Bas:

‘Dat is echt een valkuil. Je kunt inderdaad eindeloos blijven analyseren en valideren. Het is een lastige stap om die fase af te ronden en echt te gaan ontwerpen. Op een gegeven moment moet je accepteren dat je incompleet bent en met elkaar afspreken dat het compleet genoeg is. Zolang je de beperkingen kent, is dat geen probleem.’

Wat zijn de belangrijkste lessen die jullie uit dit project meenemen naar toekomstige projecten?

Pedro:

‘In het vervolg zou ik iets meer balans zoeken tussen de vrijheid van een grotendeels ongedefinieerde opgave en het uiteindelijke einddoel. De vrijheid is fijn, maar tot drie maanden geleden wisten we nog niet precies waar we naartoe gingen. Als je met data werkt, moet je een goed gedefinieerde vraag en richting hebben. Anders raak je onherroepelijk verdwaald in alle mogelijkheden die data je kunnen bieden.’

Bas:

‘Als belangrijkste les neem ik mee dat data-analyse in de beginfase écht kan helpen om een opgave te definiëren. Vooral op gemeentelijk niveau. Het kan een fundamentele bijdrage leveren aan het optuigen van een ruimtelijke strategie op stadsniveau maar ook aan een kwalitatieve strategie op kavelniveau. In het ontwerp van Smakkelaarspark naast het Utrechtse Centraal Station, waar park en woningbouw gecombineerd worden, is daarvoor een goede aanzet gegeven. Daar hebben data en digitale middelen bijgedragen aan het definiëren van de randvoorwaarden, zoals het type programma, de hoeveelheid programma en de aanwezigheid van groen. Vervolgens kun je in het ontwerpproces het ontwerp bijschaven en optimaliseren. In de presentatie van MVRDV tijdens de slotbijeenkomst van Interactielandschap Utrecht kwam dit ook terug. We moeten van een kwantitatieve naar een kwalitatieve bouwenvelop. Van iedere plek wil je de maximale potentie benutten. Die wordt soms pas tijdens een proces zichtbaar en dan wil je wel dat daar de ruimte voor is.’

Wat willen jullie afsluitend nog meegeven over het ontwerpen met data?

Bas:

‘De mogelijkheden van het ontwerpen met data zijn eindeloos en ontwikkelen zich razendsnel. Volgens mij realiseren we ons maar half hoe snel digitale tools en data vanzelfsprekend zijn geworden. Toen bij de slotbijeenkomst de vraag werd gesteld welke digitale middelen het meest behulpzaam zijn in het ontwerpproces, noemde niemand de computer. Terwijl we nog maar ongeveer 25 jaar, dus heel kort, met de computer werken. Ook AutoCAD, Photoshop of Teams werden niet genoemd. Niemand had kunnen voorzien dat overleggen via Teams nu de normaalste zaak van de wereld zou zijn.’

Pedro:

‘Alle presentaties tijdens de slotbijeenkomst gingen over de toepassing van data voor en tijdens het ontwerpproces. Ik denk dat er ook een grote potentie ligt voor het gebruik van data als middel om te evalueren. Gedraagt een gebouw of een gebiedsontwikkeling zich zoals we dat vooraf hebben ingeschat? Nadat een project is afgerond, kijken we er nu vaak niet meer naar om. Misschien wel omdat we weten dat het nooit honderd procent goed zal functioneren. We moeten data gaan gebruiken om terug te kijken en te leren van het verleden.’

terug naar Magazine Interactielandschap


Over Interactielandschap Utrecht

Dit artikel is onderdeel van Interactielandschap Utrecht, een ontwerpend onderzoek geïnitieerd door architectuurcentrum AORTA, in samenwerking met ontwerpers IMOSS bureau voor stedebouw, BASTA Urbanism en Sweco. In dit onderzoek is verkend wat er gebeurt als digitale technologie een sturend instrument wordt bij gebiedsontwikkeling, en ontwerpers eerder betrokken worden bij de selectie, analyse en verwerking van data. Maken we dan andere keuzes over wat en waar we iets bouwen? Papendorp/A12-zone, die in de Regionale Strategie Utrecht 2040 is aangewezen als nieuw stedelijk knooppunt, diende hierbij als testcase. Het project is financieel mede mogelijk gemaakt door het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.

Wil je meer weten? Neem dan contact op met Manon Mastik van AORTA, mmastik@aorta.nu

terug naar Magazine Interactielandschap