Datum: 11-07-2023
Nieuwbouwprojecten worden snel bestempeld als ‘toegankelijk' en 'inclusief’, maar is dat in de praktijk ook zo? De afgelopen tien weken hebben vier bachelorstudenten Sociale Geografie van de Universiteit Utrecht voor AORTA onderzocht hoe bewoners van een zestal nieuwbouwprojecten de toegankelijkheid van hun woonomgeving ervaren. De studenten delen hun bevindingen.
Door: Elena Bak, Tessa Linssen, Christian van Riet, Sebastiaan Verheije
Utrecht, stad voor iedereen! Dat is de ambitie van de gemeente. De thema’s inclusie en toegankelijkheid staan hoog op de agenda in de groeiende stad. Hoe hier vorm aan wordt gegeven, is een uitdaging voor ontwerpers, ontwikkelaars, bouwers en beleidsmakers.
Wij hebben zes nieuwbouwprojecten in de stad getoetst op hun toegankelijkheid: Laurierkwartier, Tango, Dickensplaats, Wisselspoor, De Nieuwe Defensie en De Kwekerij. Deze projecten waren onderdeel van de door AORTA georganiseerde expositie Utrecht stad voor iedereen, die de toegankelijkheid van Utrechtse (bouw)projecten verkent. Dat loopt uiteen van fysieke toegankelijkheid van gebouwen en openbare ruimte, via nieuwe manieren om participatie en co-creatie te realiseren, tot de betaalbaarheid van woningen. En alles daartussen.
Verschillende architecten, stedenbouwers en projectontwikkelaars toonden hun nieuwbouwproject met een beknopte beschrijving van wat het project toegankelijk maakt. Deze informatie is de aanleiding voor ons onderzoek. Middels locatiebezoeken en interviews met bewoners van deze recent opgeleverde projecten hebben we getoetst hoe de geschetste toegankelijkheid in de praktijk door de gebruikers wordt ervaren. Op basis van deze data hebben we mindmaps opgesteld per gebied en type toegankelijkheid om daarmee terugkerende thema’s in kaart te brengen.
Ruimte voor iedereen (?)
Onze expeditie langs de verschillende projectlocaties leerde ons: in de stad voor iedereen is er veel aandacht voor de openbare ruimte. Zo is er bij vijf van de zes projecten ruimte gemaakt voor openbaar gebruik in de vorm van binnentuinen, pleinen en parkjes. De architecten proberen hiermee een levendige groene omgeving te creëren.
Privé versus openbaar
Het aangelegde groen is vaak zowel privé als openbaar, zoals bij het Laurierkwartier. Het uitgangspunt was hier dat de binnentuin voor zowel bewoners als buurtbewoners toegankelijk zou zijn, maar na klachten van bewoners over overlast en diefstal uit de open tuinen zijn er deuren geplaatst bij de openingen aan de zijkant van de woonblokken. Hierdoor is de tuin minder toegankelijk voor buurtbewoners en zijn het voornamelijk de hier wonende kinderen die de ruimte gebruiken.
De volwassenen gebruiken de binnentuin weinig; veel van de bewoners die wij hebben gesproken geven de voorkeur aan hun eigen tuin of balkon. Daarnaast wordt de binnentuin op zomerse dagen erg warm door het zwarte rubber dat is gebruikt voor de speelomgeving. De binnentuin van Tango wordt juist meer gebruikt nu het lekkerder weer is. De bewoners zijn enthousiast over de open, gemeenschappelijke plek. Wel zouden ze nog graag meer grasvlakken willen, waardoor de binnenplaats meer op een binnentuin gaat lijken. En ze verwachten dat meer zitmogelijkheden het gebruik van de binnentuin kunnen bevorderen.
Ruimte voor de auto
Meer plek voor openbaar groen en ontmoeten, betekent vaak minder plek voor auto’s zoals bij Wisselspoor, De Nieuwe Defensie en De Kwekerij. Bewoners ervaren autoluwe wijken soms als een uitdaging. Een bewoner van De Nieuwe Defensie geeft dat ook aan: “Ik ben nu genoodzaakt om mijn auto in de wijk hiertegenover te zetten, waar die bewoners niet erg blij mee zijn”. Bij de meeste projecten is er wel een goede verbinding met openbaar vervoer die de bewoners als prettig ervaren.
De drempel te hoog?
Bij toegankelijkheid denk je al snel aan hoe gemakkelijk het is om fysiek ergens te komen: is het te betreden of niet?
De winkelwagen-test
Wij hebben ervaren dat veel opgeleverde projecten niet zouden slagen voor de ‘winkelwagen-test’. Dit is een test om te zien of gebouwen toegankelijk zijn voor mensen in een rolstoel. Hoge drempels, zware (tussen)deuren of grindstroken tussen stoep en voordeur vormen hindernissen voor iemand die in een rolstoel zit.
We hebben echter ook goede voorbeelden gezien. Zo zijn de galerijen bij sommige projecten breder gemaakt zodat mensen met een scootmobiel er makkelijker overheen kunnen, bijvoorbeeld bij de Dickensplaats. Ook is op verschillende locaties gewerkt met elektrische deuren.
Toegankelijkheid van de Utrechtse woningmarkt
Het is niet voor iedereen even makkelijk om een geschikte woning te vinden, vooral op de huidige woningmarkt. De projecten lijken er alles aan te doen om wonen toegankelijker te maken. Zo is er een voorrangsregeling voor ouderen bij Dickensplaats. Hoewel de appartementen van Dickensplaats bedoeld zijn voor senioren, wonen er ook niet-senioren. Een bewoner zei: “Ik kreeg destijds een uitnodiging om hier te komen wonen. De galerijflat was bedoeld voor 65-plussers, waar ik erg blij mee was en nog steeds ben, maar nu zie ik ook veel jongeren in de appartementen trekken, wat ik toch wel jammer vind.”
Inclusieve initiatieven voor toegankelijk wonen
Gelet op leeftijd, inkomen of gezinssamenstelling is er binnen de verschillende projecten voor elk wat wils, met huur- en koopwoningen in alle prijssegmenten. Maar wat gebeurt er met mensen die moeite hebben om een geschikte woning te vinden? Er zijn twee projecten die extra inspanning hebben geleverd om wonen nog toegankelijker te maken: De Kwekerij en Tango. Deze projecten faciliteren respectievelijk het ‘Goeie Buur’ project en bieden tussenwoningen voor mensen uit de maatschappelijke opvang. Het is een stap in de goede richting om ervoor te zorgen dat niemand buitengesloten wordt op de woningmarkt.
Sociale cohesie, een taak voor de architect?
Sociale cohesie en daaraan verbonden ontmoeting wordt bij alle zes de projecten meermaals aangehaald. Maar is sociale cohesie wel iets wat een architect kan ontwerpen? Of is het de taak van projectontwikkelaars, of juist de bewoners?
Het faciliteren van ontmoetingen
Architecten proberen ontmoetingen te stimuleren door hier specifiek ruimte voor te creëren. Dit gebeurt in de vorm van gezamenlijke tuinen, parkjes, gemeenschappelijke ruimtes en ook de galerij van een flat is bij veel projecten dé ontmoetingsplek. Zoals bij Tango, waar balkons aan de galerij geplaatst zijn om ontmoetingen te stimuleren. Althans, dat is het idee van de architecten. We hebben gemerkt dat stimulatie nog geen ontmoeting garandeert. Zo hebben we veel mensen gesproken die liever een balkon aan de achterzijde hadden gehad, waar ze meer privacy zouden hebben.
Projectontwikkelaar als verantwoordelijke voor gezelligheid?
Projectontwikkelaars trachten ook op andere manieren ontmoetingen te stimuleren. Zo is vanuit enkele projectontwikkelaars het initiatief ontstaan om bewonersverenigingen op te richten en hiermee betrokkenheid van bewoners te stimuleren. Dit gebeurt in de vorm van commissies en gezamenlijke activiteiten. Bewoners bij projecten met zo’n vereniging, zijn hier over het algemeen positief over. Bewoners van projecten waar deze ontbreken, hadden graag dergelijke initiatieven gezien.
Institutionele beslissingen kunnen ook invloed hebben op de sociale cohesie. Bijvoorbeeld in het gebouw Mammoet bij De Kwekerij. Bij Mammoet is ervoor gekozen om aan de ene kant van het gebouw te werken met hospiteren, terwijl studenten aan de andere kant geplaatst worden op basis van inschrijftijd. Hierdoor is er een verschil ontstaan van cohesie aan de beide zijdes. Bij mensen die elkaar hebben uitgekozen is er meer gezelligheid en cohesie dan bij mensen die simpelweg bij elkaar gezet zijn.
De rol van de bewoner
Wij zijn er zeker van overtuigd dat gemeenschappelijke ruimtes kunnen helpen, maar zonder actieve bewoners zal veel van deze potentie onbenut blijven. In interviews is meermaals naar voren gekomen dat veel bewoners geen behoefte hebben aan intensief contact met hun buren. Mensen zijn veel op zichzelf, druk met werk, of hebben al genoeg vrienden. Het is dan ook belangrijk om te realiseren dat de mogelijkheid tot contact in de fysieke omgeving geen garantie biedt voor ontmoeting en sociale cohesie. Zo zei een bewoonster van Laurierkwartier: “Waarom zou ik daar (binnentuin van Laurierkwartier, red.) gaan zitten als ik op mijn eigen balkon kan zitten?”. Dit illustreert dat de invloed van bewoners op het ontstaan van sociale ontmoetingen groot is. Als bewoners geen behoefte hebben aan sociaal contact met buren, zal dat ook moeilijker ontstaan.
Conclusie
Hoewel er veel aandacht is voor inclusie en toegankelijkheid blijkt uit ons onderzoek dat er vaak een verschil bestaat tussen de bedoelingen van architecten en projectontwikkelaars en de ervaringen van bewoners. We hebben gemerkt dat plekken die vanuit architecten een ontmoetingsfunctie hebben gekregen, niet altijd gebruikt worden. Mensen hebben hier niet altijd behoefte aan en vaak ontbreekt sturing vanuit een bewonersvereniging. Wat betreft de fysieke toegankelijkheid wordt er vaak niet verder gekeken dan de eisen voor bouwbesluit. We denken dat architecten hier in de toekomst meer rekening mee kunnen houden. Om een inclusieve en toegankelijke stad te realiseren, is het belangrijk dat architecten, projectontwikkelaars en bewoners samenwerken en naar elkaars behoeften en ervaringen luisteren. Het is essentieel om bij nieuwbouwprojecten niet alleen te focussen op de intenties, maar ook op het behoud hiervan in de uitvoering.
Dit is een artikel van Tessa Linssen, Christian van Riet, Sebastiaan Verheije en Elena Bak, bachelorstudenten Sociale Geografie van de Universiteit Utrecht. In het kader van het vak stadsstudio is onder begeleiding van de Universiteit Utrecht onderzoek gedaan naar hoe bewoners van een zestal nieuwbouwprojecten de toegankelijkheid van hun woonomgeving ervaren. Aanleiding voor dit onderzoek was de door architectuurcentrum AORTA geïnitieerde tentoonstelling Utrecht stad voor iedereen.
Hoe hebben zij het werken aan het onderzoek bij AORTA ervaren?
“Na deze 10 weken is een gebouw is voor mij niet zomaar een gebouw meer en ik zal vanaf nu altijd meer nadenken over het ontwerp en toegankelijkheid er van” Tessa Linssen
“Het was een unieke ervaring om samen met AORTA onderzoek te doen naar toegankelijkheid in de stad. De waardevolle kennis, vrijheid en begeleiding, was zeer leerzaam en behulpzaam. Ik ben ontzettend trots op het onderzoek en hoop een positieve bijdrage te hebben geleverd aan het creëren van een stad voor iedereen.” Sebastiaan Verheije
“Het meelopen met AORTA en echt in de praktijk mee kijken hoe alles in zijn werk gaat is een bijzondere manier van kennis opdoen. AORTA heeft mij inzichten gegeven in de praktijk van de architectuur die ik op de universiteit minder snel had gekregen.” Christian van Riet
“Samenwerken met AORTA was voor mij een super fijne en leerzame afwisseling t.o.v. de universiteit. De publicatie van het artikel is iets waar ik super trots op ben.” Elena Bak