Datum: 30-01-2024

Coöperaties zijn er in alle soorten en maten. Ze gaan over wonen, werken, energie, mobiliteit, zorg, ofwel over het samen vormgeven van je (dagelijkse) wereld. Samen vormen ze de basis voor een coöperatieve stad. Maar wat is dat eigenlijk? En welke ‘common ground’ heb je nodig om zo’n stad te laten gedijen? Op 6 december gingen we daarover in debat met initiatiefnemers, marktpartijen, beleidsmakers, experts en verschillende andere geïnteresseerden.

Dat het thema leeft bleek uit de goed gevulde zaal in Kanaal030 aan de rand van het ontwikkelgebied Merwede. De avond werd afgetrapt met een introductie door Thijs Lijsters, kunst- en cultuurfilosoof aan de Rijksuniversiteit Groningen en auteur van Wat we gemeen hebben en The Rise of the Common City. Daarna volgde een panelgesprek met Theo Stauttener en Chantal Robbe, beide partner bij Stadkwadraat, Edwin Buitelaar, hoogleraar land and real estate development Universiteit Utrecht, Hans Karssenberg, partner bij Stipo en auteur van De stad op ooghoogte in Nederland en Arie Lengkeek, senior conceptontwikkelaar ERA Contour en auteur van Operatie wooncoöperatie. Dit gesprek vormde de opwarmer van de deelsessies, waar het publiek dieper inging op aspecten als financiering, beleidskaders en samenwerking tussen initiatiefnemers, markt en gemeente. De avond werd geleid door Danielle Arets.

Common

Het begrip coöperatie kent een lange geschiedenis en staat anno 2024 weer volop in de belangstelling. Thijs Lijster voert het begrip coöperatie terug naar de historische meent, in het Engels de ‘common’,  ofwel gedeelde bronnen zonder exclusief eigendom, zoals velden om te grazen of bossen om te kappen. Tegenwoordig kunnen ook (wetenschappelijke) kennis, de openbare ruimte in de stad of het internet als zo’n meent gezien worden.

Thijs Lijster (foto: AORTA)

In zijn boek ‘Wat we gemeen hebben’, beschrijft Lijster dat de meenten onder invloed van het kapitalisme steeds weer veranderen in (privé)bezit. Zijn gedachtegoed is dat meenten gedeelde bronnen moeten zijn waar iedereen gebruik van kan maken zonder dat ze iemands bezit zijn, dat was vroeger zo en zou nu terug moeten komen in de vorm van ‘gemeenzin’, door publieke zaken meer als meenten te behandelen en minder als koopwaar. De strijd tussen privaat en collectief in de openbare ruimte illustreert hij met een treffend voorbeeld van kunstenaar Fabian Brunsing die een parkbankje ontwierp met spiesen, die pas zakken als je er een muntje ingooit.

(c) Pay & Sit van Fabian Brunsing, www.fabianbrunsing.de

Lijster ziet drie uitdagingen die in het kader van de coöperatieve stad van belang zijn. De eerste is, dat we moeten een ‘commons fix’ voorkomen, waarin de meent een argument wordt voor overheidsbezuinigingen. Het tweede is ‘commons washing’, ofwel de coöperatie als schaamlap voor kapitalistische innovatie, en de laatste uitdaging is de ‘common elite’, ofwel een situatie waarin de meenten voorbehouden blijven aan de gegoede middenklasse.

Panelgesprek

Na de beschouwing namen de sprekers plaats op het podium en vormden een panel. Arie Lengkeek schreef samen met Peter Kuenzli het boek Operatie Wooncoöperatie, waarin hij pleit voor een meer vanzelfsprekende attitude jegens de coöperatie. Hij definieert het begrip als ‘gemeenschapseconomie’; een economie die niet is gericht op winst of rendement maar op het in stand houden van de gemeenschap. Het idee van ‘gemeenzin’ bevalt hem, omdat daarin resoneert dat we ‘de smaak te pakken hebben’.

Panel met vlnr. Theo Stauttener, Edwin Buitelaar, Arie Lengkeek en Chantal Robbe (foto: AORTA)

Chantal Robbe is vooral gericht op het financieel-economische aspect van de coöperaties en hoe dit uitwerkt op de vertrouwde financiële arrangementen. ‘Coöperaties maken de stad leefbaar, als ze tenminste ze haalbaar en betaalbaar zijn. Het gaat niet over de hoeveelheid winst, maar over wat je ermee doet. Juist de markt is geïnteresseerd in collectieven en niet iedere ontwikkelaar wil of hoeft het hoogste rendement. We moeten af van die discussie over de markt. Maar ook van het idee dat winst en rendement slecht zijn.’

Ook Theo Stauttener is geïnteresseerd in de organisatie van de coöperatie. Om aan te geven hoe verrassend coöperaties de stad kunnen verrijken, noemt hij het voorbeeld van 36 Haagse appartementen ‘De Vroon’, waarvan de bewoners de begane grondruimte en daktuin programmeren. Ze kozen voor functies die inzetten op sociale aspecten en gezondheid.

Edwin Buitelaar wijst op het cruciale verschil tussen het collectieve goed, dat eigendom is van een groep, en publiek goed, dat van niemand is en daarmee dus van iedereen. ‘We hebben het hier over het eerste. Wat mij daarbij interesseert is het raamwerk dat nodig is om machtsverschillen te voorkomen, te zorgen dat niemand wordt uitgesloten en welke constructies er zijn om vermogen te herverdelen.’

Cultuurverandering

Als je een coöperatie goed organiseert, kan het jarenlang mee volgens Lengkeek. ‘We moeten dus nu vooral niet acuut de woningcrisis op willen lossen’, waarschuwt hij, ‘maar zorgvuldig aan een systeem bouwen’. Coöperaties vragen een ander tijdbestek. Al zijn er ook tussenvormen, zoals het ontwikkelen van een gebied met een gemeenschap. De overheid staat positief tegenover de coöperatie als derde vorm naast huur en koop, merkt Robbe. Dit vraagt een ander rendementsdenken en een andere organisatie van eigendom. Momenteel werkt de rijksoverheid aan het opzetten van een fonds.

Gedragsverandering is er, concluderen de vier deskundigen, maar zo ver als systeemverandering zijn we nog niet. Lengkeek zou het ‘cultuurverandering’ willen noemen – bij de initiatiefnemers. ‘Zij zijn individueel bereid erover na te denken en zijn in staat om zich anders te organiseren.’

(Foto: AORTA)

Waardecreatie

Het publiek – ongeveer de helft is betrokken bij een lopende of op te richten coöperatie – lijkt vooral praktisch geïnteresseerd in de definitie en organisatie van ‘waarde’. ‘De businesscase moet zijn dat je rendement uit het ‘samen’ haalt’. Waarop Stauttener zegt het een wel met het ander samenhangt, omdat je met maatschappelijke waarde ook financiële waarde creëert.

De definitie van waarde is in de huidige tijd fluïde, merkt hij op, mede vanwege de klimaatverandering. ‘Steeds meer beleggers verwerken andere doelen in rendementskeuzes. Ten aanzien van het klimaat, maar ook in maatschappelijk opzicht.’ Lengkeek vult aan dat we ons bewust moeten zijn van de krachten waarmee de stad ontwikkeld wordt – wie speelt daarin welke rol? Een ontwikkelaar is niet per se de boeman, en we hebben beleggers nodig, net als de overheid, als het gaat over betaalbaar wonen.

Rechtvaardige stad

Moderator Arets gaat in op de vraag of een coöperatieve stad vanzelf ook een rechtvaardige stad is. ‘Zonder werk heb je geen stad, maar met werk is er wel kapitalistische ongelijkheid’, merkt Stauttener op, ‘al kun je wel denken aan werkvormen voor collectieve vragen en diensten’. Lengkeek zoekt nog naar een antwoord op de vraag hoe je, met betrekking tot wooncoöperaties, kunt voorkomen ‘dat je jezelf moet opleiden tot projectontwikkelaar en daarna in de touwen hangt’.

Vanuit het publiek wordt opgemerkt dat we vooral naar het begin kijken, het opzetten van een coöperatie terwijl de exploitatie de 50 jaar daarop rendeert. Buitelaar beaamt dat je als lid van een coöperatie eigenaar bent van de hele keten: je hebt zeggenschap en eigenaarschap en waakt over de gemeenschapszin en betaalbaarheid. ‘Daarmee ligt het gevaar van uitsluitsel op de loer, het is inherent strijdig, en kan resulteren in een stad als archipel van enclaves.’

Bestoken?

Ward de Meulemeester, (opgavemanager Wonen, gemeente Utrecht) reflecteert aan het einde van de avond op de discussies. Hij ziet dat het idee van de coöperatie leeft en is daar naar eigen zeggen blij mee. Hij ziet ook dat de initiatieven soms zo groot zijn, dat het een professionele organisatie wordt die vervreemdt raakt van ‘de mensen waarvoor je het doet’. Zijn collega vult aan dat je als gemeente moet orkestreren en organiseren zodat de gemeente en initiatiefnemers elkaar weten te vinden.

Ward de Meulemeester in gesprek met Daniëlle Arets (foto: AORTA)

De Meulemeester: ‘Blijf ons lastigvallen en bestoken, blijf inschrijven op tenders.’ Theo Stauttener vult aan: ‘Als de gemeente de belegger is van de stad zou je die niet hoeven te bestoken. Het gaat niet per se om grote dingen. Met ruimte voor initiatief zijn we al een heel eind. Ietsje extra aandacht naar de stad toe kan een wereld van verschil maken.’

Doorpakken

We kijken terug op een geslaagde avond met een levendig debat dat nog lang niet ten einde is. Er is al veel in gang gezet op weg naar de coöperatieve stad; nu is het zaak om door te pakken en je niet af te laten leiden. Op naar de ‘common ground!


Over Stadkwadraat

Het debat de coöperatieve stad is mede-geïnitieerd door Stadkwadraat. Dit financieel-economisch adviesbureau met een maatschappelijk hart is op verschillende manieren aanjager van de coöperatieve stad. Zo zijn ze mede-initiatiefnemer van het recent opgeleverde De Vroon, een woonconcept met collectieve voorzieningen in Den Haag; ze zijn betrokken bij het Stadsmakersfonds, het investeringsplatform voor initiatieven met sociale meerwaarde voor de stad. Ook ontwikkelden ze met ERA Contour het concept Pay it forward voor betaalbaar wonen in een community. Als lid van de Inspirational Board van AORTA is Stadkwadraat gesprekspartner over actuele stedelijke opgaven en dragen ze kennis ideeën aan voor ons programma.