Datum: 19-06-2013

In een grootschalige en langdurige gebiedsontwikkeling zoals in het Utrechtse stationsgebied komt onvermijdelijk de vraag op hoe het gebied in de ‘tussentijd’ aangenamer en verlevendigd kan worden. De uitvoering van de werkzaamheden aan de terminal, het winkelcentrum Hoog Catharijne en infrastructuur, gebouwen en openbare ruimtes is inmiddels al dertien jaar onderweg en zal nog tot 2030 duren. Tijdens het eerste stadsgesprek, dat Aorta in november vorig jaar organiseerde, zat de eye-opener vooral in het presenteren van de plannenparade. De toekomst van het gebied kreeg daarmee een gezicht. Maar ook kwam de vraag naar voren welke rol bewoners, ondernemers en andere initiatiefnemers eigenlijk spelen of kunnen spelen bij dergelijke redelijk dichtgetimmerde plannen. Hoeveel ruimte is er in de planvorming om aan te haken bij de actuele behoeften van de stad, en wat gebeurt er in de tussentijd, die ook zomaar tien jaar of langer kan duren?

Tekst:Anne Luijten

Deze vragen vormden de leidraad van het tweede stadsgesprek in het NH Hotel aan de westkant van het stationsgebied. Het stationsgebied West, de Jaarbeurszijde, inclusief de Kop van Lombok, stond dan ook centraal. Het Westplein, de ‘verbinding’ tussen Lombok en het centrum, is nu nog een angstaanjagende bundeling van asfalt, maar door verkeerskundige ingrepen zal de infrastructuur in de toekomst met de helft kunnen worden gereduceerd. Dat schept ruimte voor nieuwe initiatieven. Na een inleiding van de stedenbouwkundige van de gemeente Marlies de Nijs kwamen vier initiatiefnemers aan het woord, die hun plannen toelichtten. Onder leiding van Henk Bouwman gingen initiatiefnemers, experts, stakeholders en stedenbouwkundigen vervolgens in gesprek over de haalbaarheid van het opnemen van bewonersinitiatieven in de planvorming. Betrokkenheid is het sleutelwoord, aldus Bouwman. Het huidige masterplan voor het stationsgebied is geen blauwdruk, maar een framework dat verandering kan absorberen en ruimte laat voor het onbekende. Maar de vraag is hoe je mensen die iets willen kunt opsporen en hun ideeën faciliteren. Soms zul je daarvoor de regelgeving even opzij moeten zetten, vindt Bouwman. Dat er veel leeft en borrelt in het gebied werd wel duidelijk. Alleen jammer dat juist deze mensen, op de genodigde vier initiatiefnemers na, niet in de zaal zitten, luidde de kritiek. In een vervolgavond zou het juist de jonge generatie moeten zijn die zijn stem laat horen om voeling te krijgen met wat er leeft onder de oppervlakte van de stad, waar planners niet per se automatisch hun voelhorens hebben.

Placemaking

Marlies de Nijs benadrukte het belang van de kleine schaal, die het gebied smaak moet geven in de tussentijd. Maar ook ‘voor straks’ zijn tijdelijke initiatieven belangrijk. ‘Ze kunnen leiden tot bijzondere plekken in het gebied.’ De bedoeling van het masterplan is om de binnenstad over het spoor heen te trekken. De grote schaal staat daarbij voorop, om bedrijven te accommoderen die niet in de kleinschalige binnenstad passen. De grote aantallen vierkante meters aan commerciële ruimtes en kantoren buitelden dan ook over elkaar heen in de presentatie van De Nijs. Het Jaarbeursplein krijgt een echte XL-schaal met onder meer een gigantisch gebouw van 150.000 vierkante meter. Daarnaast is er ook ruimte voor zo’n 400 woningen in het westelijke stationsgebied. Het Evenementenplein moet een plek worden met verblijfskwaliteit, ‘waar mensen elkaar opzoeken’. Door middel van groen en horeca moet het er ook gezellig worden als er geen evenementen zijn.

Door het verminderen van het asfaltvolume kan er al op korte termijn met het deel van het Westplein dat aanhaakt aan de Kop van Lombok iets gebeuren. Als stedenbouwkundige kun je de structuren vastleggen, zoals het weer zichtbaar maken van de Leidsche Rijn, zodat bewoners alvast een idee krijgen van waar het naar toe gaat met het gebied. De Nijs voelt er voor om maar gewoon aan de slag te gaan en dingen uit te proberen. ‘We weten nu toch nog niet wat en wanneer er iets met de plannen gaat gebeuren. Placemaking is nu belangrijk. Het gebied moet gaan leven in je mental map.’

Initiatief

Tijdelijkheid heeft meerdere gezichten. Enerzijds gaat tijdelijkheid over de tussentijd, het programmeren van ruimtes die gereserveerd zijn voor toekomstige bebouwing, zoals het XL-gebouw op het Jaarbeursplein. Maar anderzijds geven tijdelijke functies het gebied smaak en kleur, die ook een meer definitieve invulling van het gebied kan sturen. Ze kunnen het DNA van een gebied naar boven halen en versterken. En daarbij, hoe lang duurt ‘tijdelijk’ eigenlijk? De gebiedsontwikkeling van het stationsgebied duurt dertig jaar, een hele generatie kent het gebied dus alleen maar in een constante staat van verandering. De vier initiatiefnemers lichtten een tipje van de sluier van mogelijkheden op.

Huib Haye van der Werf van TAAK is verantwoordelijk voor het tijdelijke kunstproject Call of the Mall, waarbij 30 nieuwe kunstwerken speciaal voor Hoog Catharijne zijn gemaakt. ‘Ruimte betekent pas iets als het gebruikt wordt’, zegt Van der Werf. Voor de nieuwe vleugel van HC werd een Vergunningsvolle Zone bedacht, waarbij alle denkbare vergunningen zijn aangevraagd voor gebruik van de ruimte, van raamprostitutie tot yogales. Het idee erachter is om het gebied drie maanden lang open te stellen voor de gebruiker. Zo wordt een nieuwe betekenis gegeven aan het winkelcentrum, die volgens Van der Werf verder gaat dan slechts drie maanden. ‘Kunst is het perfecte initiatiefmiddel om deze processen op gang te brengen. Het maakt dingen los en geeft nieuwe energie, en leidt tot blijvend nieuwe mogelijkheden.’

Martine Conings, hotelmanager van het NH Hotel, interesseert zich voor de ‘dynamische plek’ waar het hotel zich bevindt. ‘We willen niet alleen een rol spelen voor onze gasten van buitenaf, maar ook voor de mensen om de hoek. We gaan ons steeds meer richten op hoe we iets bij kunnen dragen aan wat er om ons heen gebeurt.’ Harde plannen zijn er nog niet, maar het hotel heeft zeker interesse in het doortrekken van het water, waardoor bijvoorbeeld een terras kan ontstaan en ruimte voor kleine evenementen met de buurt.

Marij Nielen van Maanzaad is beeldend kunstenaar en houdt zich als procesbegeleider bij Maanzaad al jaren bezig met vormgeving in de stad, de zogenoemde community art. Uit bezorgdheid over Lombok heeft ze ‘de handschoen opgepakt’ en zet ze zich in voor het terugbrengen van de Leidsche Rijn en de ruimte die daarmee ontstaat voor de stad. ‘Wij houden van pionieren in moeilijke stukjes van de stad.’ Maanzaad wil vooral plekken maken waardoor ‘anderen ook weer zin krijgen om iets te gaan doen’. Voor de Kop van Lombok is een paviljoen ontworpen, die naast goede koffie en vergaderruimte vooral een etalage biedt voor mensen en initiatieven in het gebied. Nielen kreeg al te maken met het vergunningencircus van de gemeente, maar heeft goede hoop om in augustus aan de slag te kunnen.

Albert Hutschemakers van de Projectorganisatie Stationsgebied is eigenlijk ingehuurd om de tijdelijkheid juist zoveel mogelijk te beperken. Hij werkt onder meer aan een transferium bij het Merwedekanaal, waardoor de wegeninfrastructuur in de stad drastisch beperkt kan worden en de binnenstad autoluw wordt. Hij droomt van een gedeeltelijk groen Westplein. Bij dit logistieke centrum komen ook allerlei services zoals een kleinschalige bevoorrading naar de binnenstad. Maar ook een ballenbak 2.0 om het kroost te stallen tijdens het shoppen en een bioscoop voor pubers.

Gebied activeren

De inzet van de zaaldiscussie was vervolgens hoe het in gang zetten van al dan niet tijdelijke initiatieven te faciliteren en daarmee het gebied te activeren. De vraag is daarbij of je werkt vanuit losse initiatieven die zich voordoen, of dat je meer gestructureerd werkt vanuit een overall-visie op het karakter of gewenste karakter van een gebied. Evert van de Hoek van conceptontwikkelaar Concire pleit voor dat laatste. Uitgangspunt is de betekenis van een plek en het principe van insluiten in plaats van uitsluiten. ‘Wij beginnen altijd met een verhaal dat betekenis geeft aan het gebied en gaan van daaruit op zoek naar partijen. Hier gebeurt het juist andersom, de initiatieven zijn leidend.’ Concire zoekt naar het uitdagen van mensen vanuit een profiel van een gebied en brengt vervolgens mensen en geld samen in coalities.

Vanuit de zaal kwam duidelijk de wens naar voren om maar gewoon de ruimte te nemen zoals die er nu is. De crisis biedt ruimte voor nieuwe initiatieven. ‘Informaliteiten moet je durven toestaan.’ Een oproep kortom om niet alles tot in detail uit te plannen en ontwerpen. Volgens Anco Schut, lid Supervisieteam Stationsgebied, kán dat ook, aangezien het masterplan slechts een ‘marsroute’ is en zelfs kaders na tien jaar achterhaald zijn en moeten worden bijgesteld. Doordat je aan de slag gaat, bijvoorbeeld door het ingrijpen in verkeersstromen, ontstaan er nieuwe situaties, die je niet vantevoren kunt bedenken. Enerzijds moet er een verre horizon zijn, maar anderzijds moet je bedenken wat je dan in de tussentijd doet. ‘Moet je dan als planner gaan plannen waar de kansen liggen voor tijdelijk gebruik, of moet je vooral ruimte laten voor het onverwachte?’ Schut pleitte voor de void, de lege ruimte die een uitnodiging is om iets te laten gebeuren. Helaas is het in Nederland door onze planningscultuur ‘haast onmogelijk’ om dingen spontaan te laten gebeuren, aldus Van der Werf. ‘Er is weinig durf in het nemen en vooral ook geven van verantwoordelijkheid.’ Je moet bereid zijn risico te nemen in plaats van alles richten op het uitsluiten van risico. Ook moet er vertrouwen zijn in de generatie die er aan zit te komen, aldus Sacha Stolp, en moeten we vooral luisteren naar hún behoeften voor nu en voor de toekomst. Een slimme overheid stelt slechts de bandbreedtes vast en vraagt vervolgens ‘hoe kan ik u faciliteren?’.

Ultiem middel

Duidelijk werd dat het onderwerp van tijdelijkheid, oftewel de kwaliteit van het gebied zoals het nu is, leeft in de zaal. De fixatie op het jaartal 2030 (van de slogan CU in 2030) roept ergernis op, alsof het gebied alleen voor straks interessant is. Planners moeten ‘besmet’ worden met een andere manier van kijken naar mensen en naar de stad. ‘Rekening houden met tijdelijkheid is zo’n andere manier van kijken.’ Donica Buisman van State of Flux stelt dat tijdelijkheid het ultieme middel is om identiteit te geven aan een plek en om deze aantrekkelijker te maken. ‘Tijdelijkheid moet je inzetten als manier van werken aan de toekomst. Je kunt er een plek echt authentiek mee maken.’ Betrokkenheid is daarbij altijd de basis.

Hans Boekman van de NS is grootgrondeigenaar in het gebied en een van de langstzittende partijen. ‘We zitten hier al 100 jaar en we blijven ook nog wel 100 jaar.’ Hij hecht vooral belang aan bestuurlijk visie en moed, zoals om de beslissing te nemen het westelijke stationsplein in de tijd naar voren te halen en in één keer af te maken. ‘En daarbij een kalender te maken voor de komende tien jaar. Maar dat heeft niets met tijdelijkheid te maken, dat is gewoon moet hoe je een stad maakt. Hoe een stad zich ontwikkelt. Tijdelijkheid is iets voor Leidsche Rijn, niet voor de binnenstad.’ Vanuit de zaal wordt gewezen op de discrepantie die ontstaat nu er wordt gezocht naar een nieuw verhaal, maar met de oude manieren van planning. ‘Die niet uitnodigend zijn.’ De oproep is dan ook vooral om open te staan voor de ideeën van de pioniers, die laten zien wat er allemaal mogelijk is in een gebied. Het verhaal vertellen is al te bevoogdend, het gaat om een uitnodigende, niet-uitsluitende manier van samenwerken aan het nieuwe verhaal van de plek.

Transitie

Sacha Stolp wijst op het belang om ook de gehele gemeentelijke organisatie te laten ‘kantelen’: alleen als je zelf een transitie doorvoert kun je werkelijk anders gaan werken. De kunst voor de gemeente is om los te laten, zegt Annemieke Rijckenberg. ‘Er wordt nog steeds te veel gedacht in eindbeelden met vierkante meters.’ De vanzelfsprekendheid van de Sleutelprojecten (de grote stationsverbouwingen van het Rijk) is verdwenen, de tijd is veranderd. Zelfs zoiets als een winkelcentrum willen mensen niet meer, aldus Rijckenberg. Tijdelijkheid heeft volgens haar alleen zin als je er ook op langere termijn iets mee doet. Het moet iets losmaken. Net als de rol die vroeger de krakersbeweging had. ‘Je moet niet iets tijdelijks doen voor de leuk en ondertussen gewoon doorgaan met de plannen die je had.’

Voorzichtigheid met grootse plannen en ambities is geboden. Want wie weet eigenlijk waar de nieuwe internetgeneratie behoefte aan heeft? De studenten zijn de unique selling point van Utrecht, zegt een dertiger uit de zaal. ‘Zij kunnen die losse ruimtes prima invullen. Het is een unieke groep die je moet aanboren.’ Als aanvulling daarop noemt een eveneens jonge bewoonster van Lombok het initiatief van de Wereldbank om alle data op te stellen. Zo ontstaan projecten die je zelf niet had kunnen verzinnen. Ook de gemeente Utrecht zou zich op vergelijkbare manier moeten ‘opengooien’. ‘Sta open voor wat je nog niet kent. Voer niet altijd het gesprek met dezelfde soort mensen in dezelfde soort zaaltjes.’

Nieuwe energie

De conclusie die we kunnen trekken uit de discussie is dat het framework van de infrastructuur en gebouwen belangrijk blijft als perspectief, als stip op de horizon. Maar daarnaast of beter gezegd daarbinnen, moet er ruimte worden gemaakt voor nieuwe energieën en initiatieven, die het DNA van de stad bepalen. Tijdelijke functies stimuleren zo de signatuur die hoort bij een gebied. Tijdelijkheid trekt nieuwe groepen in het gebied, die plekken opnieuw lading kunnen geven. Het goede nieuws is dat als straks, letterlijk, de weg vrij is, er heel wat mensen klaar staan om initiatieven te ontplooien. Ook wethouder Victor Everhardt gelooft in de stip op de horizon, in combinatie met een faciliterende gemeentelijke rol en samenwerking met partners. Door het autoverkeer aan te pakken ontstaan kansen voor tijdelijkheid. ‘Ook in de tijdelijke fase staan verbinden en herstellen als motto voorop. De gemeente moet in houding en gedrag openstaan voor de kansen die ontstaan. Laat het maar eens landen en zie wat er gebeurt.’


Anne Luijten

Studio-RO, hoofdredacteur Gebiedsontwikkeling.nu van TU Delft
Meer informatie.