Datum: 01-03-2017

In de Volkskrant van 21 februari schreef Bob Witman lovend over de Amerikaanse ambassade van architect Marcel Breuer. Dat wederopbouwarchitectuur ook mooi kan zijn verbaast blijkbaar nog altijd. Hoewel bijzondere kerken en theaters nu een voor een tot gemeentelijke of rijksmonumenten worden gerekend, is het ook nodig dat de RCE (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) zich actief bemoeit met de toekomst van minder voor de hand liggende projecten, zoals woonwijken. De dienst wees bewoners en eigenaren van dertig locaties op de bijzondere geschiedenis. Om ideeën te genereren over buurtwinkelcentra uit de naoorlogse periode schreef de RCE de prijsvraag ‘Werk aan de winkel’ uit. Het gaat om winkelplekken dicht bij huis, waar de bakker, slager en groenteboer voorheen naast elkaar te vinden waren maar tegenwoordig een witgoedhandel, nagelstudio of feestartikelenwinkel gevestigd zijn. Je komt er niemand meer tegen. Waardoor ook de publieke ruimte zijn functie verliest.

Architectuurcentrum Aorta organiseerde op 18 januari een avond over de toekomst van dergelijke winkelstrips, toegespitst op de Utrechtse locaties Overvecht en het Herderplein in Oog in Al – een van de dertig RCE-projecten. Gespreksleider Danielle Arets trapt af met de vraag wat je bij de aanpak van naoorlogse wijken moet behouden, wat het DNA bepaalt van het ‘huiskamergevoel’ van destijds. Zij nodigt het publiek uit om aanbevelingen te formuleren op een flipovervel. Als het aan Arets ligt culmineert dit in een manifest voor Utrechtse politici en ambtenaren. De insteek van de Werk aan de winkel-prijsvraag was breed en betrof de architectuur, het herontwikkelingsproces en de ruimtelijk-economische en sociaal-culturele factoren.

Inzenders zochten naar alternatieven om de naoorlogse wijkgedachte op een hedendaagse manier nieuw leven in te blazen. Het leverde een waaier aan mogelijkheden op. Frank Buchner van de RCE noemt de vijftien beste ideeën, die door de RCE werden gebundeld in een pdf en reizende tentoonstelling, mooi en kansrijk, maar geeft ook aan dat hij niet weet hoe het nu verder moet. ‘Kunnen we het zien als een advies aan de gemeente?’, suggereert Arets. Het probleem is volgens Buchner dat de gemeente wel verantwoordelijk is voor bijvoorbeeld pleinen die niet functioneren terwijl woningcorporaties in veel gevallen eigenaar zijn van de winkelpanden aan zo’n plein. Hij adviseert om een partij aan te stellen die de regie kan voeren.

Overvecht
Bij Overvecht is niet architectuur maar de slechte status reden om in het nieuws te komen. De Volkskrant van 6 februari wijdt een paginagroot artikel aan de overbelaste huisartsen van de wijk. Bewoners zijn ongezond en voelen zich onveilig. Zij geven hun wijk gemiddeld een 5,3. Dit komt volgens stedenbouwkundige Leon Borlée (Gemeente Utrecht) mede doordat er weinig over is van de fijnmazige voorzieningenstructuur van de oorspronkelijke wijkopzet. Ook de architecten die in 2016 onderzoek deden in het kader van de IABR (Internationale architectuurbiënnale Rotterdam) concludeerden dat het gemis aan ontmoetingsplekken groter werd doordat scholen en voorzieningen de afgelopen jaren zijn samengevoegd.

Volgens Borleé zou je alle onveilige plekken in kaart moeten brengen om te kijken welke factoren een rol spelen, zodat je dit probleem niet alleen ruimtelijk maar ook programmatisch kunt oplossen. Hij denkt dat je niet terug moet naar de wijkgedachte, maar terug naar de bewoner. Door dicht bij de mensen te zoeken naar wat zij nodig hebben. Door als gemeente geen leegstand te accepteren en met gemeentelijk vastgoed het voorbeeld te geven. En door bewonersinitiatieven zoals De Versnelling en Burezina te ondersteunen. Want Overvecht mag er over het algemeen dan belabberd aan toe zijn, er wonen genoeg – en misschien wel steeds meer – veerkrachtige bewoners, die voor een positieve onderstroom zorgen.

Overvechters in de zaal geven aan dat de commerciële eigenaren van het vastgoed de realisatie van hun plannen voor de wijk vaak in de weg staan. Zij laten een winkel- of kantoorpand liever leeg staan voor een hoge boekingswaarde dan dat ze het voor een lagere prijs verhuren. Met corporaties is het niet veel beter. Die worden in hun mogelijkheden beperkt door de nieuwe Woningwet van 2015. Yuen-Kwan Lam van Mitros legt uit dat bestaand commercieel vastgoed door hen nog wel beheerd mag worden, maar nieuw commercieel vastgoed amper ontwikkeld, ook al draagt de betreffende commercie bij aan de leefbaarheid in de wijk.

Om dit op te lossen zou een winkelcorporatie opgericht kunnen worden die vastgoed, bijvoorbeeld vrijkomende garageboxen, beheert en verhuurt aan kleine, buurtgerichte ondernemers, stelt Borlée voor. Gert Beffers, die als ‘sociaal makelaar’ panden, initiatiefnemers en vrijwilligers koppelt, denkt dat de gemeente zich rijk rekent met de leegstaande scholen want ook hier geldt het afboekingsprobleem. Dat bewoners niet voor initiatieven te porren zouden zijn vinden Borlée en Beffers onzin. ‘Je moet ze gewoon niet op de standaardmanier benaderen’. Beffers adviseert voorts om bij het toewijzen van vastgoed verschillende functies te combineren, ook al is dat lastig omdat gemeentelijke diensten met gescheiden portefeuilles werken.

Onderwijs
Misschien kan het idee dat de Werk aan de winkel-prijswinnaar presenteert voor Oog in Al in Overvecht uitkomst bieden. In het plan ‘De buurt als banenmotor’ van architecten Ernst Haagsman, Arjan de Nooijer en Sander Gelinck wordt winkelleegstand gecombineerd met onderwijs. Op vijf minuten afstand van Oog-in-Al is een MBO met studenten die in de leegstaande winkelpanden van de wijk een vak zouden kunnen leren. ‘Zo ontstaat een andere dynamiek en leren medebewoners elkaar kennen’, aldus Haagsman. In Amersfoort verhuisde een MBO onlangs al van een groot schoolgebouw naar diverse praktische bedrijfspandjes in de wijk. Haagsman denkt dat je jongeren een doel geeft met een praktische stage, waardoor hun verantwoordelijkheidsgevoel zal groeien, wat een positieve invloed kan hebben op de veiligheid in de wijk.

Arets informeert hoe de corporatie hier in staat. Mitros heeft volgens Yuen-Kwan Lam in de eerste plaats de taak woningen te beheren. Bovendien staan de betreffende winkelpanden aan het Herderplein niet leeg. De huurders zouden er dus eerst tegelijk uit moeten, dat is niet eenvoudig. Zij geeft aan dat de corporatie een moeilijke rol heeft, schipperend tussen bewonersbehoefte en business case.

Zo’n business case is mede afhankelijk van het geloof in een plan. Vanuit het publiek wordt opgemerkt dat de geloofwaardigheid toeneemt als je bij elk idee teruggaat naar de bewoner: ‘Hou het dicht bij jezelf.’ Iemand anders benadrukt dat je met een plan veel meer zelf aan kunt vatten dan je denkt, dat je niet afhankelijk bent van de goodwill van vastgoedeigenaren. Je kunt via investeerders bijvoorbeeld zelf een pand kopen. Beffers refereert aan het coalitieakkoord ‘Utrecht maken we samen’. Hij spoort aan tot actie. ‘De gemeente kan kleine plekken creëren zonder regels. Zo zie je wat er ontstaat. Een rapportje en onderzoek werkt niet in een wijk als Overvecht. Die mensen praten niet, het zijn doeners.’

Onorthodoxe trekkers
Een van de vijftien door het RCE gebundelde Werk aan de winkel-projecten is ‘Huiskamers in de wijk’. Dit team zet zich in om het huiskamergevoel, dat Arets aan het begin van de avond aanstipte, terug te brengen in de naoorlogse buurten. Zij doen dit door heel veel gesprekken te voeren en samenwerking te beïnvloeden, legt Jorine de Soet van ‘Huiskamers in de wijk’ uit. Waar dat toe kan leiden blijkt uit een voorbeeld uit Den Helder. Hier begon een buurtbewoner door tussenkomst van De Soet en consorten [red. Baudouin Knaapen / Jan Willem van der Sman] een cadeauweggeefwinkel in een leegstaand winkelpand, die meteen liep als een tierelier. Het trok veel enthousiaste vrijwilligers en mensen kwamen spullen brengen of ‘winkelen’. Dit trok na verloop van tijd ‘echte’ winkeliers naar de aangrenzende winkelpanden. En zat de weggeefwinkel er in de proefperiode gratis, inmiddels brengen de buurtwinkeliers gezamenlijk de huur op. Kijk naar onorthodoxe trekkers, wil De Soet maar zeggen.

Architect Jan Willem van der Sman (bureau ONB) onderzocht voor ‘Huiskamers in de wijk’ de ruimtelijke mogelijkheden van de architectuur. Het is volgens hem maatwerk om de winkelstrip weer onderdeel te maken van de wijk, ‘een plek waar je je prettig voelt’. Hij beveelt aan om de panden op te splitsen in kleinere eenheden en in voor- en achterpanden. Zo trek je meer winkeliers en ondernemers en vormt de huur geen probleem meer. Er ontstaat reuring en het aanzicht van de achterkant van de strips verbetert. Van der Swan denkt dat er ook kleine woonunits in zouden kunnen, voor ouderen of juist voor starters. Of plekken voor flexwerk of het spreekuur van de wijkwethouder.

‘Grijp je kans’
Het lijkt architectuurhistoricus Bettina van Santen (Gemeente Utrecht) een goede manier om de fijnmazigheid van deze buurten terug te brengen, die zij net als Leon Borlée beschouwt als een wezenlijk kenmerk van de naoorlogse woonwijk. ‘Het is dan wel erfgoed, maar het gaat nu even niet om de architectuur. Ik zou zeggen: grijp je kans, want de ruimtes zijn er gewoon nog.’ Het is volgens haar een kwestie van tijd omdat de naoorlogse wijk uitstekend kan voldoen aan de behoefte van de mensen anno 2017 en later. Niet op dezelfde manier als in 1955, maar wel in dezelfde structuur. ‘Het moet nu alleen keer op keer over het voetlicht worden gebracht. En omdat het onduidelijk is waar de bal ligt, zou er een helder geluid moeten klinken richting de politiek.’

Terug naar het manifest. Aan het einde van de avond bevat het zo’n vijftien punten, waaronder Neem buurtinitiatieven serieus. Kopieer niet zomaar een succesvol initiatief naar andere wijken. Lokaal, laagdrempelig en levendig komt neer op maatwerk! En: Toon lef! De vraag waar Arets de avond mee begon is daarmee niet beantwoordt. Maar het manifest bleek een goede manier om het debat te concretiseren. Er is duidelijk richting gegeven. Om met ‘De Jeugd van Tegenwoordig’ te spreken: Hou het klein, hou het dicht bij jezelf. Maar laat het zien! Blaas me weg.

Aanbevelingen die uit de avond naar voren zijn gekomen zijn hier te lezen:

Aanbevelingen debat Terug naar de Wijkgedachte


Martine Bakker is architectuurhistoricus en schrijft over moderne en hedendaagse architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur. Zij is eindredacteur bij Uitgeverij Blauwdruk, redacteur van het Blauwe Kamer Jaarboek en stedelijk redacteur voor AORTA.