Datum: 07-06-2017
Het Amsterdamse architectenbureau Mulleners en Mulleners was al vanaf 2000 betrokken bij de ontwikkeling van Zijdebalen. Voor dit gebied van drie hectare, grenzend aan de Vecht, ontwierp het bureau vier blokken met in totaal bijna vijfhonderd woningen. Door de impact van de crisis van 2008 is het uiteindelijke resultaat een compromis. Maar gek genoeg wel een aangenaam compromis.
Tekst Martine Bakker
In 2000 was het gebied van Zijdebalen nog een rafelig allegaartje van copyshop, bouwmarkt, woningen, houtloodsen en een industriële bakkerij. Het werd door de gemeente aangewezen als binnenstedelijke woonlocatie en het Haagse Madevin nam de ontwikkeling ter hand. Voor de naam van de toekomstige woonbuurt greep Madevin terug op de achttiende eeuw – de tijd dat zijdefabrikant Van Mollem hier een landhuis liet aanleggen met een Franse tuin. In de negentiende eeuw was het gebied een tuinderij. Madevin houdt onbekommerd van nostalgie. Het was dan ook niet verrassend dat Mulleners en Mulleners Architecten bij het project werd betrokken. Dit bureau heeft ervaring met het inpassen van nieuwbouw en staat bekend om zijn ‘klassiek georiënteerde architectuur’, zoals Mulleners het zelf omschrijft. Soms pakt die architectuur wat kunstmatig uit, zoals in Opbuuren aan de Vecht bij Maarssen. Maar het werk van Mulleners en Mulleners kent ook finesse, zoals aan de Pastor Stockmannhof achter de Biltstraat.
In het eerste stedenbouwkundige plan voor Zijdebalen is de bebouwing verdeeld over vier blokken die worden gescheiden door drie nieuwe grachtjes dwars op de Vecht. Het plan kwam tot stand in nauw overleg met stedenbouwkundige Marjolein Bracht van de gemeente Utrecht. De blokken bestaan uit villa- of pakhuisachtige appartementengebouwen en herenhuizen van verschillend formaat. Enkele voordeuren krijgen een privébrug. De architectuur grijpt terug op historische stijlen, al zijn er ook een paar moderne accenten. Het negentiende-eeuws tuindershuisje en het kantoor en de productiehal van de voormalige Lubrobakkerij worden vanwege hun monumentstatus ingepast in de nieuwe structuur. De blokken hebben gemeenschappelijke binnentuinen waarvan er twee openbaar toegankelijk zijn.

Zijdebalen. Foto Maartje Brand [Brandpunt] voor Hurks en Van Wijnen
Het bureau heeft er niet aan gedacht om bij de doorstart voor de opdracht te bedanken. “Ook wij hadden last van de crisis en de werkelijkheid is nu eenmaal anders dan wat je leert tijdens je studie architectuur”, aldus Patrick van Buijtenen, die vanaf 2014 als projectarchitect van Mulleners en Mulleners aan Zijdebalen werkt. Hij richtte alle aandacht op de overgebleven taken – Mulleners keek samen met Bracht ook nog eens naar het stedenbouwkundig plan – en sleutelde eindeloos aan geveldetails.
Van Buijtenen: “In Zijdebalen ging het om veel woningen op een klein oppervlak. Het zouden dus flinke blokken worden. We vonden het belangrijk dat de variatie in de geveltypen, de kappen, de hoogte en het materiaal overeind zou blijven in het nieuwe plan. Uitgaande van het bestemmingsplan mochten we langs de Vecht hoger bouwen dan nu gebeurt, maar we hebben de torens bewust aan de kant van de Oudenoord en Westerkade gezet, waar de bestaande bebouwing al hoog was.” Ook de twee openbare binnenhoven zijn gehandhaafd. Zij kregen smeedijzeren hekken, waarvan de tekening van de spijlen verwijst naar het perspectief van een Franse tuin.

Een van de binnentuinen van Zijdebalen. / Foto Maartje Brand [Brandpunt] voor Hurks en Van Wijnen
Voor de gevelafwerking was het gebruik van baksteen een gegeven, al had Van Buijtenen dit liever afgewisseld met friswitte gevelelementen van prefabbeton. Nu zocht hij binnen het gegeven budget naar een zo groot mogelijke variatie in de kleur, structuur en afwerking van de baksteen. Een stramien van ribbels en siermetselwerk maakte het mogelijk om de onderste etages grote ramen te geven zonder het ritme van de gevel te verstoren. Kleine ramen zijn goedkoper, maar Van Buijtenen wilde dat er ook in de onderste woningen genoeg licht zou vallen. Balkons worden afgewisseld met inpandige loggia’s en er zijn verschillende soorten balkonhekken. Er is weinig kunststof gebruikt: kozijnen zijn van hout en regenpijpen van verzinkt staal. De kappen zijn bedekt met zinken dakplaten en keramische pannen. Omdat de goot de hoogte visueel bepaalt kregen sommige panden een kap over twee bouwlagen, waardoor zij lager ogen. Liftschachten zijn zo ingepast dat ze nergens uit een schuine kap steken.
Inmiddels zijn er twee blokken opgeleverd. De laagste panden tellen vier bouwlagen, de hoogste elf. Voor Utrechtse begrippen is dat hoog en daarom even wennen. Voor architectuurpuristen is Zijdebalen op zijn minst verwarrend. Architecten horen een compleet gebouw te ontwerpen, niet alleen de gevel. Het is raar dat een gebouw van tien verdiepingen ook nog eens een hoge kap heeft. De Korenschoofstraat is te breed want berekend op een gracht die er niet kwam. De variatie in gevels krijgt door de herhaling van geveltypen iets van een stijlcatalogus. En tóch is het er prettig toeven. De hoge dichtheid brengt nu al reuring: hier wordt gewoond, gefietst, geroepen. Het is echter de zorgvuldige detaillering die het verschil maakt. Gott steckt im Detail, zei Ludwig Mies van der Rohe al aan het begin van de twintigste eeuw. Hij was architectuurpurist pur sang, maar dat doet er nu even niet toe.
Op de Dag van de Architectuur Utrecht – zaterdag 17 juni – kun je mee met een rondleiding door Zijdebalen met de architecten en ontwikkelaars. Meld je aan voor een tour om 10, 11 0f 12 uur.

Zijdebalen. Foto Maartje Brand [Brandpunt] voor Hurks en Van Wijnen
Martine Bakker is als architectuurhistoricus gespecialiseerd in moderne en hedendaagse architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur. Zij is redacteur bij Uitgeverij Blauwdruk en werkt freelance aan artikelen, eindredactie en het organiseren van debatten. In 2017 is zij stedelijk redacteur voor Architectuurcentrum Aorta