Datum: 17-03-2015

Is hoogbouw bepalend voor het creëren van stedelijke allure? Volgens de ‘Hoogbouwvisie’ van de gemeente Utrecht, gepresenteerd in 2005 als flankerende studie bij de ‘Structuurvisie Utrecht’, is dat inderdaad het geval. Hoogbouw kan de belevingswaarde van de stad als geheel versterken volgens de Hoogbouwvisie, maar de vraag waarom hoogbouw zou moeten worden toegepast kan volgens diezelfde visie pas worden beantwoord als duidelijk is ‘waar men met de stad heen wil de komende decennia’. Heeft 10 jaar Hoogbouwvisie de Domstad gebracht wat zij ervan verwachtte?

Tekst: Maurice Hengeveld

Hoogbouw in beeld
Officieel wordt in Nederland de term hoogbouw gebruikt voor gebouwen vanaf 70 meter, waarin volgens het Bouwbesluit een lift vereist is. Deze eis geldt voor gebouwen vanaf vijf verdiepingen. In 2007 verschijnt de publicatie ‘Hoogbouw: een Studie naar Nederlandse hoogbouwcultuur’. De Rotterdamse Stichting Hoogbouw deed, samen met Zandbelt & van den Berg architecture and urban design, onderzoek naar de stedenbouwkundige kaders waarbinnen hoogbouw in Nederland vorm krijgt. De publicatie bekijkt het Nederlandse hoogbouwlandschap in een tijd dat veel gemeentes op zoek zijn naar een rode draad en de meerwaarde van hoogbouw voor hun stad en naar essentiële randvoorwaarden voor een geslaagd project. De rol en het belang van de gemeente, architect, ontwikkelaar, belegger en burger in het complexe speelveld van hoogbouw wordt in de publicatie tevens onder de loep genomen. Ook in Utrecht wordt rond die tijd veel discussie gevoerd over hoogbouw. Daar werd, met het oog op grootschalige stedelijke ontwikkelingsvraagstukken, 2 jaar eerder al een ‘Hoogbouwvisie’, gepresenteerd!

Stationsgebied de hoogte in
Gelegen op een verhoogd podium, 90 meter hoog, 23 verdiepingen en 26.000 m2 inhoud. Dat zijn de specificaties van kantoorgebouw de Hoge Dame, een ontwerp van partner/architect Annemiek Bleumink van architectenbureau Kraaijvanger. Dit nieuwe icoon zal volgens de informatie op CU2030 tussen 2015 en 2018 verrijzen aan de Mineurslaan, vlak naast het ook door Kraaijvanger ontworpen Stadskantoor van de gemeente Utrecht. Het is slechts één van de geplande eyecatchers (lees hoogbouw) in het nieuwe Stationsgebied waarvan, mede als gevolg van de kantorencrisis, de definitieve doorgang nog alles behalve zeker is. Al in maart 2014 publiceerde Bouwput Utrecht een overzicht van de te verwachten (hoogbouw)projecten rond het station en hun status. Ongeacht die status is alle hoogbouw onderhevig aan de bepalingen en voorwaarden uit de ‘Hoogbouwvisie” van de gemeente Utrecht. Die werd in januari 2005 gepresenteerd als flankerende studie bij de Structuurvisie Utrecht over de richting van het ruimtelijk beleid in de stad.

Kernwaarden stedelijke toekomst
Op de vraag ‘waar wil men met de stad heen’ is, volgens de inmiddels 10 jaar geleden gepresenteerde ‘Hoogbouwvisie’, het antwoord te vinden in de ‘Structuurvisie Utrecht 2015-2030’ uit 2004. ‘Nadrukkelijk geen blauwdruk voor de toekomst’, stelde toenmalig Wethouder Ruimtelijke Ordening Marie-Louise van Kleef, maar wel ‘bepalend voor de richting van het ruimtelijk beleid in de stad.’ Drie kernwaarden vormden daarbij de rode draad, te weten Utrecht als randstedelijk centrum in een economisch dynamische en hoogstedelijke omgeving, Utrecht als ontmoetingsplaats voor winkelen, cultuur, onderwijs en recreatie én Utrecht als grote stad met kleinschalige wijken met een sterke sociale binding. Als routekaart voor de weg van de huidige naar de gewenste toekomstige stad werden op basis van die drie kernwaarden drie ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven gepresenteerd als kader voor de toekomstige ontwikkelingen, respectievelijk De Markt, Het Podium en De Binnentuin!

Hoogbouw mogelijk in ‘Markt’ en ‘Podium’
De hoogstedelijke ambities binnen het in de Structuurvisie gepresenteerde ontwikkelingsperspectief ‘De Markt’ en ‘Het Podium’ zet nadrukkelijk in op intensief grondgebruik rond assen en knooppunten in Utrecht. Bijvoorbeeld door hoogbouw, gebouwde (ondergrondse) parkeervoorzieningen, wonen boven bedrijven en winkels, een stedelijke openbare ruimte, een dynamische bevolkingssamenstelling én een nadruk op (middel)dure woningen. Binnen deze perspectieven staat de vraag centraal in hoeverre hoogbouw een instrument kan zijn om de benoemde kernkwaliteiten te behouden, dan wel te creëren. Dat hangt volgens de ‘Hoogbouwvisie’ sterk af van de locatie van de (regionale) voorziening en uiteraard ook van het type voorziening. Daarmee wordt hoogbouw voor het eerst concreet benoemd als essentieel onderdeel van de stedelijke ambities in Utrecht terwijl de stad een expliciet hoogbouwbeleid op dat moment nog ontbeert.

Waarom een hoogbouwvisie?
Een toename van initiatieven voor hoogbouw vanuit de markt ligt in 2005 ten grondslag aan het opstellen van stedelijk toetsingskader voor het al dan niet faciliteren van deze initiatieven. De hoogbouwvisie, die nauw aansluit bij de uitgangspunten, principes en doelstellingen uit de eerder gepubliceerde Structuurvisie, vulde een lacune. Kernvraag bij het opstellen van de hoogbouwvisie was ‘wat is het mogelijk belang van Utrecht bij hoogbouw?’ Voor het opstellen van een dergelijk toetsingskader werd dan ook ingezoomd op de mogelijke bijdrage die hoogbouw kan leveren aan de ontwikkeling van Utrecht en tevens een visie gegeven op de meest (on)wenselijke locaties voor hoogbouw. Opgesteld als visie en nadrukkelijk niet als (uitvoerings)plan moet de ‘Hoogbouwvisie’ de discussie over hoogbouw structureren met als handvat de kwaliteiten van de stad Utrecht, zoals beschreven in de Structuurvisie. De visie is dan ook géén juridisch kader waaraan bouwrecht kan worden ontleend, maar voor de gemeente nadrukkelijk wel bindend bij besluitvorming en visieontwikkeling.

Onduidelijke kaders
‘De hoogbouwvisie van Utrecht mist een duidelijke focus.’ Tot die conclusie komen onderzoekers in de publicatie ‘Hoogbouw: een studie naar Nederlandse hoogbouwcultuur’ uit 2007. ‘De stad wijst twee brandpunten aan: Centrum Leidsche Rijn en het gebied rond het Centraal Station. Hoewel deze brandpunten uitgaan van een bundelend principe worden de belangrijkste projecten, de Belle van Zuylen in Leidsche Rijn – in 2010 afgeblazen vanwege met name de heersende economische crisis – en de Rabo Towers bij het Centraal Station door de markt als solitaire torens gepositioneerd. Daardoor wordt het kader dat deze visie voor markt, burgers en politiek moet bieden onduidelijk’, stellen de onderzoekers. ‘Er is geen helder eenduidig concept voor beleid vastgelegd. De markt krijgt alle ruimte om initiatieven voor te stellen. Door de ligging van Utrecht, centraal in het land, is er wel markt en potentie voor hoogbouw. Door het magere beleid en een onduidelijk kaartbeeld laat de stad Utrecht kansen voor een heldere stadsontwikkeling liggen.’

Concrete uitwerkingen
Of het Utrechtse beleid daadwerkelijk zo mager is valt voor een buitenstaander moeilijk te achterhalen. De diverse concrete uitwerkingen in de Hoogbouwvisie lijken toch duidelijke kaders te stellen aan het wel of niet toestaan van hoogbouw. Zo zijn het Stationsgebied en Leidsche Rijn Centrum benoemd als zones waarin hoogbouw van 30 tot 80 meter – en incidenteel pieken tot 90 meter of meer – is toegestaan. Daarnaast worden ook voor de Centrale Zone, gelegen tussen Stationsgebied en Leidsche Rijn en ruwweg langs de A2 en het Amsterdam-Rijnkanaal, duidelijke kaders gesteld aan de toegestane bouwhoogte. Dichter bij het stadscentrum zijn ook binnen die zone overigens accenten toegestaan. En hoewel De Uithof buiten deze Centrale Zone valt zijn ook daar, gezien de bijzonder functie van het gebied, accenten van 60 tot 80 meter mogelijk. Wie die kaders vertaald naar de ontwikkelingen die op dit moment in de stad gaande zijn zal tot de conclusie komen, dat er doorgaans toch naar de gestelde kaders wordt gehandeld.

Menselijke maat
Waar in ieder geval in het Stationsgebied echter, méér dan de over bouwhoogte zelf, merkbaar veel discussie over lijkt te worden gevoerd is de zogenaamde ‘landing’ van de betreffende projecten. Waar de Hoogbouwvisie stelt dat door toepassing van hoogbouw minder grondoppervlak in beslag wordt genomen, waardoor meer ruimte ‘overblijft’ voor pleinen, groen en wegen, vormt het behoud van de menselijke maat een moeilijke opgave. Dat blijkt onder andere uit het in januari 2014 gepubliceerde artikel van het Kenniscentrum Healthy Urban Living (KC HUL), rond haar deelname aan de werkexcursie ‘Gezonde Verstedelijking’ in het Utrechtse Stationsgebied. Het behoud van de menselijke maat en het verbeteren van de beleving van het gebied op alle tijdstippen van de dag stond daarbij centraal. Water en groen werden genoemd als belangrijke natuurlijke overgang tussen de grootstedelijke hoogbouw in het centrum en het leven van alledag in de wijken daarom heen. Ook in het door Aorta in juli vorig jaar georganiseerde stadsgesprek rond de inrichting van het toekomstige Forum, belangrijk onderdeel van het nieuwe Utrechtse Stationsgebied, stond die menselijke maat centraal.

Beperkte discussie
Niet alleen het Stationsgebied en mogelijk Leidsche Rijn Centrum zijn in Utrecht overigens decor voor (geplande) prominente hoogbouw. Bijvoorbeeld in Zuid zijn ook een aantal voorbeelden te vinden van wat dikwijls als ‘eyecatcher’, ‘landmark’ of ‘icoon’ wordt gepresenteerd. Zo zijn er de kantoortoren Le Mirage en de tegenover gelegen studenten- en startersflat City campus Max in de Merwedekanaalzone, maar ook het daar nog te bouwen Van der Valk Congreshotel langs de A12. En iets verderop komt in Kanaleneiland Centrum de nieuwe De Verkenner. Als over dergelijke projecten al discussie rond de bouwhoogte plaatsvindt is dat doorgaans alleen voor direct omwonenden merkbaar, waarbij het over het algemeen niet de toetsing aan de in de Hoogbouwvisie gestelde kaders zijn die tot discussie leiden, maar eerder de (nadelige) effecten voor de buurt(bewoners). Denk daarbij aan schaduwval, windstuwing, bestemming/gebruik, inrichting openbare ruimte en parkeerproblematiek. Mogelijk is de Hoogbouwvisie te weinig bekend bij inwoners en alleen voor beleidsmakers, stedenbouwkundigen en ontwikkelaars een bruikbaar instrument.

Terug naar het waarom
De vraag ‘waarom hoogbouw’ als basis voor de Hoogbouwvisie leverde destijds twee belangrijke redenen op. De eerste heeft te maken met de ‘beleving’ van de stad, hoe zie je de stad als je er bent en er rondloopt en -rijdt. De tweede kijkt naar de toekomst van de stad: wat voor stad wil Utrecht worden. Waar bij beleving de menselijke maat dus voorop staat, bijvoorbeeld door inrichting, programma, activiteiten en levendigheid op straatniveau, lijkt dat vooralsnog een complexe opgave. Maar ook waar het gaat om het creëren van karakteristieke plekken en daardoor een meer zichtbare en herkenbare stad lopen de meningen nogal uiteen. De schaalsprong die Utrecht door middel van hoogbouw wil maken lijkt bij vlagen ook daadwerkelijk tot een andere, betere nationale of zelfs internationale positionering te leiden. Hoewel dat doorgaans wordt geclaimd door bestuurders en in veel mindere mate door inwoners. Wellicht is een evaluatie van en na 10 jaar Hoogbouwvisie dan ook een goed idee. Dit artikel zou daartoe de aanzet kunnen geven.


Maurice Hengeveld

Maurice Hengeveld is freelance tekstschrijver-redacteur-journalist en tevens als pr/communicatiemedewerker verbonden aan het gebiedsproject Meer Merwede. Hij werkte voorheen als hoofdredacteur bij DUIC.nl en als coördinator pr/communicatie bij De Kargadoor. Maurice richt zich voornamelijk op storytelling, brand journalism en web content strategie en schrijft graag over zijn stad: Utrecht.