Datum: 05-12-2017

 

De toekomst van de stad is een hot item in debatten, documentaires en de landelijke pers. In Utrecht kwam de afgelopen maand in twee debatten en een boekpresentatie aan de orde hoe en voor wie we moeten bouwen.

Tekst: Martine Bakker

Gemeentelijke visies stellen Utrecht in de toekomst voor als een duurzame, innovatieve, inclusieve en creatieve stad. In twee Utrechtse debatten over de toekomst van de stad werd hier verdeeld op gereageerd. De gemeente zou hoegenaamd geen visie op de toekomst hebben, initiatieven van bewoners niet serieus nemen en te volgzaam zijn naar ontwikkelaars. Daarentegen zagen anderen in Utrecht inderdaad ruimte voor progressieve stedenbouw. Zij prezen de ambities van de stad, zoals in het nieuwe Beurskwartier.

De optimisten bevonden zich vooral onder de architecten en stedenbouwers die op 30 oktober het Utrechtse Architectencafé bezochten in de Winkel van Sinkel. Daar hield architectuurtijdschrift Post Planjer een open redactievergadering. Post Planjer volgde bijna 25 jaar geheel onafhankelijk de lokale ontwikkelingen, maar houdt er nu mee op. Liefde voor de gebouwde stad voelt de vertrekkende redactie echter nog altijd, net als de neiging om het gebouwde te verklaren. Gelukkig kan dat ook op andere manieren.

Post Planjer vroeg zich af hoe de ambitie van de gemeente Utrecht uitpakt in de dagelijkse praktijk. Wie geeft er verder vorm aan? En wat voor stad levert het op? Om de discussie op gang te helpen zijn Peter van Assche (voorzitter van de Utrechtse welstandscommissie), Ard de Vries (de architect van het nieuwe cultuurgebouw voor Leidsche Rijn Centrum) en Taco Meerpoel, alias De Andere Ontwikkelaar (DAO), gevraagd om een korte inleiding te geven.

De Amsterdamse voorbeelden die Van Assche aandraagt maken duidelijk dat een ontwerp door een welstandcommissie niet te vaak kan worden afgewezen. Als het na een veertiende keer nog niet goed is moet er gewoon een vijftiende keer komen. Want als andere belangen prevaleren en een project er door wordt gejast, krijg je zoiets als de nieuwbouw aan de Groeneweg. De planfase voor deze beloftevolle locatie aan het water duurde eindeloos. Uiteindelijk maande de gemeenteraad tot snelheid, wat resulteerde in een klunzig ontsloten, nietsig en veel te stenig project.

Taco Meerpoel vindt dat snelheid nooit een ambitie mag zijn. Hij doet de naam van zijn bedrijf eer aan, al was het maar door te wijzen op het belang van de waaromvraag. Er moet volgens Meerpoel een goede reden zijn om op een bepaalde plek bepaalde woningen te willen bouwen. En je moet op de korte en lange termijn weten voor wie je bouwt. Aan de Van Lieflandlaan ontwikkelt DAO een duurzaam buurtje van rijwoningen om een grasveld, met grote houten veranda’s. Meerpoel spande zich in om voor dit plan draagvlak te vinden in de wijk en vindt het vanzelfsprekend dat zijn verantwoordelijkheid na de oplevering doorloopt.

Van Lieflandpark / Beeld Heren 5 Architecten

Van Lieflandpark / ontwikkeling DAO – Beeld Heren 5 Architecten

Ook Ard de Vries ziet niks in een naarstig uit de grond gestampt gebouw. Dat gebeurt in Leidsche Rijn volgens hem al genoeg, zelfs ‘zogenaamd organisch’. Het nieuwe cultuurgebouw in Leidsche Rijn Centrum krijgt vijftien jaar om echt te groeien als een stad. Het wordt een democratische, Van Klingerenachtige structuur van hallen en hoven, waarvan de precieze functies niet van tevoren vastliggen. Omdat zo’n proces niet helemaal zonder risico is, wordt momenteel met een tijdelijk publieksprogramma op locatie door de kunstenaars van RAUM getest hoe dit uit kan pakken.

Van Assche vindt dat de gemeentelijke dienst stedenbouw oog heeft voor de gelaagdheid van de stad. Hij merkte dat de recente crisis in de bouw veel gemeentelijke stedenbouwkundige diensten in verwarring achterliet, maar Utrecht haakte juist in op nieuwe inzichten. Bewoners worden veelvuldig en serieus betrokken. Bij een ambitieus project als de nieuwe ‘bomentoren’ in het Beurskwartier zijn er voldoende toetsingsinstrumenten om het te laten slagen. En bij ontwikkellocaties wordt niet steevast ingezet op aantallen en ruimte geboden aan experiment.

Al kan dat puntje bij paaltje toch nog mis gaan, merkt iemand uit het publiek op. De ontwikkeling van de Merwedekanaalzone startte bijvoorbeeld met veel ruimte voor experiment, maar snelheid lijkt hier inmiddels toch bepalend. De ‘Stadsgesprekken Merwede’, waarmee de gemeente publieke ideeën ophaalt, halen in feite weinig uit. Van Assche wijst erop dat commerciële partijen altijd een commercieel belang hebben. Dáár moet de stad volgens hem randvoorwaarden stellen.

Een week later wordt de discussie voortgezet in de openbare bibliotheek. Hier vindt op 6 november een ‘meetup’ plaats naar aanleiding van de documentaire City for Sale, van VPRO’s Tegenlicht. De documentaire zoomt in op Amsterdam, de ‘meetup’ richt zich op de situatie in Utrecht. De enige representant van de gemeente in het panel, topambtenaar Peter Steijn, krijgt te horen dat de gemeente moeilijk bereikbaar is, slecht over voorgenomen plannen communiceert en niet echt luistert. Panellid Marit Overbeek, die zich hard maakt voor een voetgangersbrug over de Vaartste Rijn bij Rotsoord, voegt eraan toe dat de gemeente zich niet durft uit te spreken. Panellid Frans Soeterbroek maakt de minimale bewonersinbreng in de Merwedekanaalzone inzichtelijk met een schema.

Tegenlicht Meet-Up

Steijn verdedigt zich onder meer met het voorbeeld van het laatste stuk nieuwe singel, waar bewoners veel inbreng kregen over hoe het eruit komt te zien en waarmee iedereen tevreden is. Toch neemt de kritiek pas af als hij belooft om na het debat namen en telefoonnummers te geven van bereikbare ambtenaren. In zijn presentatie laat Steijn zien hoe Utrecht inzet op een Gezonde Stad. Of eigenlijk laat hij alleen zien dat het zo is en juist niet hoe, en voelt het publiek hem ook daarover aan de tand. Waarbij een dame nuchter opmerkt dat het ‘nu blijkbaar allemaal weer gezond moet zijn.’

Gelukkig klinkt in de meetup ook de opbouwende vraag wat we de gemeente kunnen meegeven. Want ‘je moet toch een lange lijn hebben om bij stapsgewijze vernieuwingen aan vast te houden.’ Bovendien is het – de documentaire benadrukte het nog maar eens – zaak om koers te houden in de financiële werkelijkheid van makelaars en grote bouwbedrijven. In City for Sale uiten zij eerst ‘liefde voor de stad’ en beweren vervolgens dat er dringend behoefte is aan dure luxewoningen in plaats van woningen voor de middenklasse en sociale huur.

Nieuwe singel / Beeld gemeente Utrecht

Een tip in de meetup is stoppen met het ontwikkelen van grote lappen grond. De gemeente zou moeten kiezen voor kleine grondstukken. Bij voorkeur zelfs voor particulieren in een collectief van opdrachtgevers (CPO). En dan het liefst van projecten met gemengde functies, zodat er naast de wooneenheden ook een gezamenlijke ruimte komt of werkruimte. Dat kan direct reuring en samenhang brengen in de nieuwe buurt – bij Wisselspoor langs de Tweede Daalsedijk is dit de opzet van het masterplan en lijkt het vooralsnog goed te gaan. Ook een kleine, betrokken ontwikkelaar zoals Taco Meerpoel kan uitkomst bieden.

Een andere tip betreft de financiën: de gemeente zou creatiever om kunnen gaan met de grondverkoop. Voor de Veemarkt werd – voor een door de gemeente uitgeschreven prijsvraag – een leuk plan ontwikkeld door een collectief van muzikanten. Hun project zou de nieuwe wijk meteen iets eigens geven, maar kon niet doorgaan omdat zij de grondprijs niet op konden brengen. Frans Soeterbroek vat het als volgt samen: ‘De gemeente zou eerst het publieke belang vast moeten leggen en dan pas in gesprek moeten gaan met grondpartijen en niet andersom.’

In het publiek wordt nog even expliciet opgemerkt dat sociale betrokkenheid en culturele inbreng niet in geld worden uitgedrukt maar toch grote waarde hebben. In een Rijswijkse nieuwbouwwijk werd dat onderkend. De gemeente Rijswijk hanteerde daar een alternatieve verkoopclausule voor het door architectenbureau INBO aangedragen CPO-project ‘Geworteld Wonen’, een energieneutraal buurtje met een gemeenschappelijke moestuin. De grondprijs werd van tevoren en marktconform vastgesteld, maar hoefde pas afgerekend te worden als er voldoende kopers waren ingestapt. Waarmee er dus helemaal geen projectontwikkelaar nog was.

GeworteldWonen RijswijkBuiten / Beeld INBO [Foto Arnold Homan]

De boekpresentatie drie dagen na de meetup ging over naoorlogse ontwikkelaars, maar ook daar kwam de toekomst van de stad aan de orde. In het Utrechtse stadskantoor vertelde Tim Verlaan over zijn boek De ruimtemakers, waarvoor hij uitgebreid archiefonderzoek deed. Het gaat over de plannen van projectontwikkelaars voor vier Nederlandse binnensteden in de periode 1950-1980. Ook zij droomden liefdevol van een ideale situatie. Maarten Hajer van de Urban Futures Studio (UU), een van Verlaans gasten bij de presentatie, vraagt zich af hoe het kon dat deze droom indertijd collectief werd gedeeld. Met de kennis van nu lijkt het eerder op collectieve zinsbegoocheling.

Natuurlijk gelden in een stad parallelle werkelijkheden. Dat is er juist zo fascinerend aan. Omdat verschillende mensen er dicht bij elkaar vertoeven ontstaan kruisbestuivingen en nieuwigheden. Het pluriforme karakter van de stad stimuleert creativiteit. Ook belangrijk: de anonimiteit in een stad biedt ruimte voor emancipatie. In een stad kun je je vrij ontwikkelen. Het is hoopgevend dat de gemeente Utrecht dit in principe allemaal onderschrijft. Maar het blijkt gezien de debatten hard nodig dat iedereen goed oplet en dat er zo af en toe iemand op de rem gaat staan. Met de waaromvraag. En met de vraag om welke liefde het precies gaat. En om welke stad.

Headerbeeld bron Bouwput Utrecht


Martine Bakker is als architectuurhistoricus gespecialiseerd in moderne en hedendaagse architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur. Zij is redacteur bij Uitgeverij Blauwdruk en werkt freelance aan artikelen, eindredactie en het organiseren van debatten. In 2017 is zij stedelijk redacteur voor AORTA. Het debat van Post Planjer was mede door haar georganiseerd (zij is vanaf 1996 redactielid van Post Planjer) en in de Tegenlicht-meetup was zij een van de panelleden.