Datum: 02-03-2018

Het Utrechtse Universiteitsmuseum in de Lange Nieuwstraat kondigde in 2015 aan te gaan uitbreiden. Vorig jaar bleek het geen verbouwing te betreffen maar sloop en nieuwbouw. Dat stuitte op protest. Een reconstructie van een ongoing story. 

Tekst: Martine Bakker

Vóór 1996 was het Utrechtse Universiteitsmuseum gevestigd aan de Biltstraat. Een bezoek aan dat museum voelde als een sprong terug in de tijd. Het was een groot rariteitenkabinet, altijd rustig in de zalen, in banen zonlicht dwarrelde stof. Hier werd de wetenschap gevierd door het keurig rangschikken en labelen van vreemdsoortige, vaak onbegrijpelijke objecten. In het nieuwe pand, dat in 1996 opende aan de Lange Nieuwstraat, kregen de verhalen achter de objecten meer aandacht en kwam een laboratorium om zelf onderzoek te doen.

Sober, helder, chic
Voor het nieuwe onderkomen werden de panden van het Plantkundig Laboratorium verbouwd, bij de universitaire hortus uit 1723. Architect Koen van Velsen maakte het ontwerp en hield vast aan het idee van een tentoonstellingskabinet. De twee oude panden langs de straat werden vanbinnen compleet gestript en de linker voor- en achtergevel werden vervangen door glas. De feitelijke museumruimte bestond uit een lange, schijnbaar losse ‘doos’ van kersenhout, op de begane grond en twee verdiepingen. Om de collectie te beschermen waren de binnenruimten vrij van zonlicht. Er omheen kwam een omloop. De glasgevel lag iets terug van de straat en bood zicht op het houten tentoonstellingskabinet en op de achterliggende hortus.

Het is een no-nonsense ontwerp, sober, helder en chic tegelijk. De serene, coulisseachtige structuur heeft iets Japans. Aryan Sikkema, indertijd de opdrachtgever vanuit de universiteit, noemt het een ‘delicate oplossing’. Met deze architectuur profileerde het Universiteitsmuseum zich eigenzinnig en bescheiden tussen Museum Catharijneconvent, dat in 1998 werd verbouwd en uitgebreid (ontwerp Hubert-Jan Henket), en het Centraal Museum, waar Beel & Achtergael Architecten in 1999 een nieuw- en verbouwplan voor maakten.

Een jaar na de opening won het Universiteitsmuseum de Rietveldprijs en de UN-publieksprijs. De vakjury van de Rietveldprijs bestond uit Jo Coenen, Hubert-Jan Henket, Max van Rooy en Nic Tummers en had, zo valt in het juryrapport te lezen, ‘heerlijk in de zonovergoten tuin gezeten, om het wonder in stille aandacht te aanschouwen’. De jury noemt het gebouw ‘een weldadige rustpauze’, ‘een voorbeeldige liefdevolle overgang van oud naar nieuw’ en ‘een in alle details uitgewogen constructie’. Het is architectuur die ‘de zintuigen prikkelt’ en daarbij ‘de meest gevoelige snaren beroert’. Volgens de jury maken de doorzichten het gebouw ook in stedenbouwkundig opzicht tot ‘een regelrecht sieraad voor de historische binnenstad’.

Spraakmakende architectuur
Het was niet de eerste en niet de laatste keer dat een gebouw gerealiseerd in opdracht van Aryan Sikkema de Rietveldprijs won. Sikkema was van 1984 tot 2005 Hoofd Huisvesting van de Universiteit Utrecht. Onder zijn leiding en met een plan van Art Zaaijer (OMA) werd De Uithof een samenhangende campus met spraakmakende gebouwen van onder meer Rem Koolhaas (OMA), Neutelings Riedijk Architecten, Rudy Uytenhaak (RU+PA), Atelier Zeinstra van der Pol, NL Architects en Wiel Arets. Tot de dag van vandaag komen vanuit de hele wereld architectuurliefhebbers speciaal voor de architectuur naar De Uithof.

Zo’n staalkaart van beroemde Nederlandse bureaus op zo’n klein oppervlak vind je nergens. ‘Sikkema had een neus voor goede architecten’, zegt Eric Emmen erover. Emmen werkt bij de Directie Vastgoed en Campus van de Universiteit Utrecht en is projectleider van het Universiteitsmuseum. Maar de erfenis van Sikkema voelt voor Emmen niet als een verplichting of norm. ‘Plannen moeten voldoen aan het programma van eisen, dat is het belangrijkste. Daarnaast worden ze getoetst aan het beeldkwaliteitsplan voor De Uithof. Of, in de binnenstad, aan de welstandsnorm’, verklaart hij desgevraagd.

Citizen science
Volgens museumdirecteur Paul Voogt trekt het Universiteitsmuseum niet speciaal architectuurliefhebbers aan, zoals de gebouwen op De Uithof. Bezoekers komen voor de tentoonstellingen of voor de hortus, die met een apart toegangskaartje te bezoeken is. Op de locatie in de Biltstraat was tienduizend bezoekers per jaar het absolute maximum. De locatie aan de Lange Nieuwstraat werd optimistisch berekend op 25.000 bezoekers. Dat aantal werd echter al na enkele jaren gehaald en het bezoekersaantal bleef stijgen, tot 75.000 in het afgelopen jaar. De kleine entreeruimte is dan ook een van de redenen om te verbouwen.

De verandering van het museumprogramma is een andere reden. Het museum wil, als onderdeel van het Centrum voor Wetenschap & Cultuur, meer platformachtig opereren. Er komt een directere link tussen de tentoonstellingen, het wetenschappelijk onderzoek aan de universiteit en de maatschappij. En het museum zet na enkele succesvolle pilots in op citizen science, waarbij het publiek bijdraagt aan universitair onderzoek. Door deze verandering van onderzoeksmuseum naar wetenschapsmuseum krijgt de historische collectie van het museum een andere betekenis: de objecten geven voortaan context aan lopend universitair onderzoek.

Om tentoonstellingen in te richten is de kersenhouten museumruimte, ‘hoewel op zich erg mooi, niet flexibel genoeg’, aldus Voogt. Bovendien blijkt de omloop in de dagelijkse praktijk niet efficiënt en zijn de installaties verouderd. Zaken als liften en de klimaatinstallatie moeten nodig worden vernieuwd. De betonvloeren voldeden volgens Emmen van begin af aan niet aan de constructienorm voor museale bouw, wat de gebruiksmogelijkheden al die tijd beperkte. En qua duurzaamheid heeft het gebouw energielabel G terwijl de universiteit voor alle gebouwen streeft naar label A. Met name de isolatie van de glasgevels kan veel beter.

De Zwarte Hond
Na een uitgebreid voortraject werd in 2015 een programma voor de verbouwing opgesteld. Er is dan nog geen sprake van sloop en nieuwbouw. De architectenselectie – een Europese aanbesteding – vindt plaatst in twee ronden. De aanbestedingsleidraad bevat onder meer een toekomstimpressie en een doorsnede met een nieuwe kelder voor facilitaire functies. Na een algemene ronde doen vijf bureaus een uitgewerkt voorstel.

Vanwege hun visie en het door hen gevraagde honorarium valt de keuze van de opdrachtgevers op architectenbureau De Zwarte Hond. In de schetstekening bij hun voorstel blijft het principe van een verbindend houten kabinet achter een glasgevel overeind, zij het alleen op de verdiepingen. Op de begane grond ontstaat zo meer ruimte. De Zwarte Hond verschuift de entree naar het midden van de oudbouwgevel. De huidige, achterliggende kantoorruimte wordt benut als tentoonstellingsruimte. In de kelder komen inderdaad facilitaire functies en de ramen van de oudbouw worden op de begane grond aan de onderzijde verlengd, zodat ook dit deel van het gebouw opener wordt.

Voorlopig ontwerp
De inzet van de kelder blijkt uit oogpunt van gebruik en kosten uiteindelijk niet realiseerbaar, waardoor het eerste voorlopige ontwerp (VO), dat De Zwarte Hond juni 2017 voorlegt aan de Commissie Welstand en Monumenten, er heel anders uitziet. Het nieuwe, linker bouwdeel heeft een gevel van bruine baksteen met glas op de begane grond en drie grote, geperforeerde panelen op de verdiepingen. Kleinere, soortgelijke panelen schermen de ramen van de oudbouw af. De entree zit in de nieuwe pui. De indeling van de binnenruimte refereert niet meer aan het principe van Koen van Velsen. Terwijl de aanbestedingsleidraad er nog op aandrong, was dat bij het VO niet meer de opgave.

De welstandcommissie vindt het onvoldoende, met name omdat ‘het mysterieuze doorzicht naar de hortus’ verdwijnt en omdat de winkel volgens de commissie een te prominente plek krijgt, wat ‘het culturele en openbare karakter van het gebouw bedreigt’. De commissie – een onafhankelijk orgaan dat het College van Burgemeester en Wethouders gevraagd en ongevraagd adviseert – gaf bij de bespreking van het VO in het algemeen aan de sloop te betreuren en sprak de hoop uit dat er minstens zulke mooie architectuur voor in de plaats zou komen.

In oktober legt De Zwarte Hond een nieuw plan voor aan de Commissie Welstand en Monumenten. Het is uitgesprokener dan het eerste voorlopige ontwerp. De nieuwe gevel bestaat nu uit verticale ribbels van grijsgroene, keramische tegels op glas, met op de begane grond een glaspui en op de verdieping een groot raam. Deze spectaculaire gevel is duurder dan die van het eerste ontwerp – kosten die volgens Eric Emmen elders in het plan worden gecompenseerd. Zou een gemiddelde passant de verfijning van Van Velsen nog over het hoofd kunnen zien, met deze geribbelde groene gevel staat het museum nadrukkelijk aan de straat.

De welstandcommissie is nog steeds niet overtuigd, al acht het ‘de ingeslagen weg voor de nieuwbouw voorstelbaar’. De commissie twijfelt over de plaats van de entree, centraal in de nieuwe gevel, en is niet overtuigd van de doorzichten van de straat naar de hortus. Voor een volgend overleg wordt gevraagd om een zichtlijnenstudie en gesuggereerd dat de eerste verdieping meegenomen kan worden in het doorzicht, zodat ook de boomkruinen en niet alleen de stammen vanaf te straat te zien zijn. De voorgestelde prints in het glas vindt de commissie in combinatie met de keramiek ’te overdadig’.

Vragen
Onder architectuurliefhebbers binnen en buiten Utrecht rijzen eind 2017 steeds meer vragen. Over de status van een Rietveldprijswinnaar bijvoorbeeld. Over kapitaalvernietiging door de sloop van een pas twintig jaar oud gebouw. Over de noodzaak. En over de verantwoordelijkheid jegens de fondsen en particuliere geldschieters die indertijd bijdroegen aan de bouw. Eric Emmen brengt daar tegen in dat nieuwbouw met betere isolatie kostenbesparend zal werken en dat de fondsen ook bedoeld waren voor de inrichting en verhuizing.

De critici dragen de mogelijkheid aan van een nieuw onderkomen of alleen een dependance op De Uithof, bijvoorbeeld voor het Jeugdlab van het Universiteitsmuseum. Op De Uithof is een grote botanische tuin, uitgesproken architectuur is er een pré, er rijdt straks een tram naartoe en je kunt er goed parkeren. Directeur Paul Voogt geeft desgevraagd aan dat hij De Uithof geen geschikte locatie vindt voor zijn doelgroep, gezinnen met kinderen tussen de acht en veertien jaar: ‘Er zijn daar alleen volwassenen. Deze locatie in de binnenstad, bij de Oude Hortus, is ideaal’.

Voogt vindt het een voordeel voor het museum dat de Utrechtse binnenstad in de toekomst steeds drukker zal worden met mensen uit Utrecht en de regio en met toeristen. Hij wijst op het plan van de gemeente om met nieuwe straatinrichting de toegang tot het Museumkwartier te verbeteren. Het Domplein en de Twijnstraat, met iets verderop station Vaartsche Rijn, worden in dat plan gekenmerkt als de ‘entrees’ van de Lange Nieuwstraat. De drie musea in het Museumkwartier worden opgevat als ‘stepping stones’.

Voortraject
Ook bij de procedure van de opdrachtverstrekking plaatsen de critici vraagtekens. De Zwarte Hond was namelijk betrokken in het voortraject. Het voerde een haalbaarheidsonderzoek uit en maakte de toekomstimpressie voor de aanbestedingsleidraad. De Zwarte Hond zou dus beter thuis kunnen zijn in de materie dan de andere vier bureaus die meedongen naar de opdracht, en zou daardoor een lagere prijs kunnen offreren – al hadden de andere bureaus ook baat bij de studie. Misschien had De Zwarte Hond ook profijt op het punt van ‘interactie tijdens de presentatie’, dat voor een kwart meetelde in de beoordeling van de ingediende plannen.

Architect Koen van Velsen werd niet betrokken in het voortraject, althans niet door de Directie Vastgoed en Campus of door het Universiteitsmuseum. Hij hoorde pas over de plannen van De Zwarte Hond, die hun haalbaarheidsstudie aan hem voorlegde. Volgens Eric Emmen kon Koen van Velsen vervolgens gewoon meedoen aan de architectenselectie, maar Van Velsen weerspreekt dat: ‘De criteria van de aanbesteding waren zo streng gesteld dat ik geen kans maakte. Het is toch bizar dat je op die manier in feite bent uitgesloten van de architectenselectie voor de verbouwing van je eigen gebouw?’

Toen een verbouwing niet langer toereikend leek en er werd ingezet op sloop en nieuwbouw gingen De Zwarte Hond en Eric Emmen samen langs bij Koen van Velsen. Emmen geeft aan dat het plan toen aan hem is voorgelegd, zelf denkt Van Velsen dat het daar niet om ging. ‘Zij wilden vooral weten of ik, als de auteur van het gebouw, geen officieel bezwaar zou aantekenen tegen de sloop. Omdat het zoveel negativiteit met zich meebrengt maak ik uit principe geen bezwaar tegen de sloop van het gebouw. Wat niet wil zeggen dat ik de sloop niet betreur! En dat ik niet trots ben als ik hoor hoeveel mensen zich inzetten voor het behoud ervan. Voor die mensen bouw je.’

Protest
Van Velsen doelt op de petitie die Aryan Sikkema begin januari samen met Wim Bouwhuijzen startte om het protest tegen de plannen van het Universiteitsmuseum kracht bij te zetten. Als gevolg daarvan wijdt de lokale media er artikelen aan en stelt gemeenteraadslid Bert-Jan Brussaard (CDA) over de voorgenomen sloop vragen aan het College van B&W. Naar aanleiding van de antwoorden agenderen het CDA en Groenlinks dit onderwerp voor de volgende vergadering van de raadscommissie Stad en Ruimte, die door de verkiezingen pas in april zal plaatsvinden.

De petitie telt 581 handtekeningen die begin februari worden aangeboden aan de Utrechtse burgemeester Van Zanen, mede namens architect Peter Vermeulen, oud-voorzitter van de Utrechtse welstand, en planoloog Reinier Schat, medeoprichter van de Stichting Rietveldprijs. Onder de ondertekenaars bevinden zich onder meer voormalige Rijksbouwmeesters en oud-juryleden van de Rietveldprijs.

Eerder al stuurden Sikkema en Bouwhuijzen een brief aan de Commissie Welstand en Monumenten, waarin zij voorstellen het gebouw de status van gemeentemonument te verlenen. De welstandcommissie krijgt ook een kopie van de brief die het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht aan het College van B&W stuurde. Daarin staat onder andere dat sloop van het Universiteitsmuseum onvermijdelijk is gezien de ambitie van het museum. De Commissie Welstand en Monumenten blijft bij haar eerdere mening en is positief over een eventueel verzoek voor het toekennen van een gemeentelijke monumentenstatus. Prompt de volgende dag dient het Cuypergenootschap dit verzoek in.

Monumentstatus
De gemeentelijke Afdeling Erfgoed hanteert voor dergelijke verzoeken vaste ronden per jaar, maar met een aanvraag van buiten kan het ook tussentijds. Op dit moment bereidt de Afdeling Erfgoed de aanvraag voor de monumentstatus voor. Dit gebeurt onder meer door de architectonische waarde in kaart te brengen. Die waarde schuilt mede in de betekenis van het gebouw in het oeuvre van Koen van Velsen en de betekenis van het gebouw in de betreffende stijlperiode in Utrecht.

Als de waardestelling gereed is zal de Commissie Welstand en Monumenten officieel om advies worden gevraagd. Aan de hand van dat advies neemt het College van B&W een besluit, waarna er nog ruimte is voor inspraak, of bezwaar kan worden gemaakt. Parallel aan de aanvraag voor de monumentstatus ligt er een indicatieaanvraag voor een omgevingsvergunning, die is ingediend door de universiteit. De indicatieaanvraag toetst de haalbaarheid van een bepaald plan, bijvoorbeeld aangaande het bestemmingsplan en het bouwbesluit.

De tijdelijke sluiting van het museum die op 4 maart zou ingaan heeft het Universiteitsmuseum onlangs voor onbepaalde tijd uitgesteld. Ook een volgende ontwerpbespreking in de commissie welstand is voorlopig niet aan de orde – bij De Zwarte Hond is het ontwerp ‘on hold‘, meldt een van de architecten. Het besluit van B&W over de monumentstatus is op zijn vroegst eind april te verwachten. Als de status wordt toegekend kan er nog steeds worden verbouwd of zelfs gesloopt. Een monumentstatus stelt hoge eisen aan een plan en zou daardoor misschien wel kunnen leiden tot een museumuitbreiding die voor alle partijen bevredigend is.

De Directie Vastgoed en Campus van de Universiteit Utrecht gaf geen toestemming tot publicatie van de voorlopige ontwerptekeningen.
Dit artikel is gebaseerd op het juryrapport van de Rietveldprijs 1996, notulen van de Commissie Welstand en Monumenten, diverse publicaties over het Universiteitsmuseum, en gesprekken met betrokkenen.


Martine Bakker is architectuurhistoricus en schrijft over moderne en hedendaagse architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur. Zij is eindredacteur bij Uitgeverij Blauwdruk, redacteur van het Blauwe Kamer Jaarboek en stedelijk redacteur voor AORTA.