Datum: 03-07-2020

Het was tijdens een stadswandeling in ‘mijn’ Utrecht afgelopen zaterdag 6 juni dat ik voor het eerst sinds tijden dacht ‘wat een drukte’!

De wandeling ging eerst buitenom langs de singels en vervolgens via Nobelstraat en Janskerkhof het centrum in. Het aantal mensen op straat leek ten opzichte van eerdere weekends, toen de corona maatregelen voor velen blijkbaar nog zwaarder wogen, explosief toegenomen en met name in het centrum was bijna ouderwets druk. Ten opzichte van de tijd vóór de lock-down leek er weinig veranderd aan hoe men de stad gebruikt. Is er dus wel aanpassing nodig voor de post-coronastad? En zo ja, wat en hoe?

‘Blijf ook de komende tijd een beetje op elkaar passen. Wees geduldig. Bijvoorbeeld in de rij bij de winkelwagentjes. Laat die fietser achter u even passeren en gun uw buurman en de ondernemer op de hoek die meter extra. De publieke ruimte is altijd kleiner dan we zouden willen. Het is passen en meten …’

Dat schreef Utrechts burgemeester Jan van Zanen in een reactie op Utrecht.nl. Zo zitten we allemaal al enkele weken in het nieuwe normaal! Waar we elkaar voorheen nog redelijk onbekommerd in de weg en soms zelfs ondersteboven liepen op een drukke zaterdag in de Utrechtse binnenstad, nemen we nu keurig rechtsom de rotonde op de kruising van de Steenweg en de Mariastraat. Konden we tot voor kort kris kras de Neude oversteken, nu moeten we er omheen vanwege de tijdelijke (?) uitbreiding van terrassen aldaar. De vraagt dringt zich onherroepelijk op hoe we met een groeiend aantal inwoners en de voortschrijdende verdichting straks samen moeten, kunnen en willen leven in de post-coronastad. Maar… ook vóór corona stond het gezamenlijke gebruik van de publieke ruimte al enige tijd centraal in Utrecht.

Naar verwachting groeit de Domstad van circa 350.000 inwoners in 2018 naar bijna 455.000 in 2040. Dat vraagt om complexe en gedurfde keuzes, ook op het gebied van ruimtelijk beleid. Eén van de vijf benoemde principes voor gezond stedelijk leven is meer ruimte voor lopen, fietsen, groene plekken en verbinding. Al in 2016 presenteerde Aorta de uitkomsten van het activiteitenprogramma Shared Space, met  verschillende rond scenario’s voor het gedeeld gebruik van de (publieke) ruimte. Het vizier was daarbij gericht op het vinden van slimme oplossingen bij het inrichten van de beschikbare woonruimte en publieke ruimte. Met de verwachte groei en de verder toenemende verdichting van de stad zullen steeds meer mensen gebruik maken van dezelfde, voor meerdere doelen inzetbare ruimte. De Binnenstadskrant schreef in editie 1-2019 al over ‘Anarchie op het Domplein’, vooral op drukke dagen. Over het principe van Shared Space wordt in het betreffende artikel verkeersdeskundige Hans Monderman (1945 – 2008) geciteerd. Zijn idee is dat de veiligheid van verkeersdeelnemers (voetgangers, fietsers en (zelfs) auto’s) in dergelijke ‘gedeelde’ gebieden nou juist groter wordt omdat men meer rekening houdt met elkaar en voorzichtiger is. Voordeel zou zijn dat het op deze manier inrichten van de openbare ruimte uitnodigt tot sociaal gedrag. Een negatieve aspect is dat ouderen en mensen met een beperking dergelijke complexe en drukke situaties vaak minder goed kunnen inschatten.

Liggen de benodigde maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het coronavirus bij het opnieuw in gebruik nemen van de maandenlang uitgestorven stad enigszins in het verlengde van de uitkomsten en aanbevelingen van het activiteitenprogramma Shared Space? Het nieuwe normaal en de 1,5 meter samenleving speelden destijds uiteraard nog geen enkele rol. Eén van de aanbevelingen uit de verkenning luidt als volgt: ‘Dromen en verhalen meenemen in de stedelijke analyse: ontwerptrajecten zijn te eenzijdig gericht op de gebruikswaarde van de omgeving. We willen omgevings- en toekomstwaarden aan elkaar koppelen en vergeten de belevingswaarde. Die schuilt in de dromen en passies van bewoners, in visionaire vergezichten en in de verhalen uit het verleden. De uitdaging is om te verkennen hoe verhalen over het gebied en dromen over de toekomst een goede rol kunnen spelen in de stedelijke analyse.’ Blijft die aanbeveling bijvoorbeeld overeind nu de (publieke) ruimte coronaproof moet zijn? Nu vallen de meeste maatregelen nog in de sfeer van handhaving (boa’s die mensen wijzen op hun gedrag), technologische oplossingen (apps, camera’s of zelfs drones) en nudging (positieve prikkels, zoals pijlen op straat en rotondes, zoals op de Steenweg). Voor definitieve herinrichting van de publieke ruimte is het nog te vroeg. Er is nog te veel onbekend en dergelijke maatregelen zijn ingrijpend en duur.

Her en der in Utrecht zou het weliswaar nu al fijn zijn als de breedte van stoepen wordt verruimd, maar voordat zoiets een officieel erkende norm is en overal is toegepast zijn we jaren verder. Zelf loop ik regelmatig vanaf de Jutfaseweg over de Westerkade richting Twijnstraat en verder door naar de binnenstad, maar over de stoep is dat, zeker nu, best wel krap aan allemaal. Je wilt toch graag enige afstand bewaren bij het passeren van anderen, maar moet daarvoor regelmatig tussen de geparkeerde auto’s door de weg op. Al ruim voor de coronacrisis zijn echter plannen gemaakt voor herinrichting van de Wester- én Oosterkade, waarbij de focus ligt op fietsers en voetgangers als hoofdgebruikers met beduidend minder parkeerplaatsen en de auto te gast. De stapsgewijze realisatie van dat toekomstbeeld moet in het eerste kwartaal van 2021 starten en past nu mooi bij de actualiteiten. Hetzelfde geldt voor de herinrichting van de Voorstraat en Wittevrouwenstraat, die inmiddels in volle gang is, en ook voor de Oudegracht, het Janskerkhof en het Stadhuisplein liggen er dergelijke herinrichtingsplannen. Allemaal al in gang gezet ruim voor de coronacrisis en met het oog op een acceptabele vorm van gezamenlijk gebruik van de publieke ruimte in de steeds drukker wordende stad. Voegt de huidige situatie daar dan eigenlijk wel iets aan toe?

‘Zal de stad de coronacrisis overleven?’ kopte de Volkskrant 8 juni. ‘Is de triomf van de stad ten einde?’ viel te lezen in het Parool van 23 mei en ‘Corona is de dood van de stad’ citeerde Kris Oosting afgelopen 12 mei verschillende doemdenkers op gebiedsontwikkeling.nu. Maar, stelt Oosting, ‘om de toekomst van de stad te voorspellen, zul je eerst op de stoel van de viroloog moeten gaan zitten.’ Oosting waagt zich in zijn artikel weliswaar aan een (volgens mij) grappig bedoelde toekomstschets, maar onthoudt zich van serieuze voorspellingen. Dr. Pieter van der Heijde, algemeen directeur van Bureau Stedelijke Planning, verwoordt op vastgoedmarkt.nl echter al op 18 maart de zorgen van de markt. ‘Waar we als sector veel minder invloed op uit kunnen oefenen is eventuele vraaguitval. Op de woningmarkt kan dit optreden door een terugval in het consumentenvertrouwen en op de markt voor bedrijfshuisvesting door uitstel van verhuizing van bedrijven. Op de retailmarkt door vraaguitval als gevolg van de gedwongen sluiting van horecagelegenheden of in de komende periode de eventuele sluiting van niet noodzakelijke winkels om zo het coronavirus in te dammen. Maar ook bij vraaguitval is het cruciaal dat we vertrouwen houden in het herstel van de vastgoedmarkt.’

Terug naar mijn stadswandeling tot slot! De stad was ouderwets druk die dag. Ik heb in de circa 30 jaar dat ik in Utrecht woon de stad zien groeien en drukker zien worden. Ik ben daar niet per se tegen, maar realiseer me wel dat die groei ergens zal gaan wringen. Zo’n 100.000 inwoners erbij de komende 20 jaar omdat we populair zijn, de daarmee samenhangende verdere verdichting van de stad om die groei te faciliteren en de noodzakelijke focus op het gezamenlijke gebruik van de spaarzame publieke ruimte om aantrekkelijk te blijven! Ook zonder corona zal het effect van deze ontwikkelingen zonder enige twijfel invloed krijgen op de stad, het gebruik en de inrichting ervan. Wellicht voegt de pandemie daar nog enkele veranderingen aan toe, maar dat Utrecht een andere stad moet worden lijkt me sowieso onvermijdelijk!

Ook interessant: