Skip to Content
Landgoed Sandenburg in Langbroek (Foto: AORTA)

Reflecties op ‘Van wie is de energie?’

Een open en zoekende reeks sessies met stakeholders op de Utrechtse Heuvelrug over de transities in dit landschap

Er staan grote en ingrijpende transities op stapel in rurale gebieden in heel Nederland. Er zijn vele belanghebbenden en instanties bij betrokken. Architectuurcentrum AORTA uit Utrecht zag vanaf het begin in dat je alleen tot kwalitatief hoogwaardige en lokaal gedragen plannen kunt komen als je het integraal vanuit deze huidige grote opgaven (water, bodem, biodiversiteit/natuur, landbouw, klimaat, wonen, recreatie, cultuurhistorie, energie) en tegelijk gebiedsgericht aanvliegt. 

Door Dr. Steven P.M. de Waal

Van wie is de energie? is een initiatief van Architectuurcentrum AORTA en de lokale energiecoöperatie Heuvelrug Energie in samenwerking met landschapsontwerper Arjen Spijkerman, Waardenburg Ecology, en Public Space, en mede mogelijk gemaakt door het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, de gemeente Utrechtse Heuvelrug en de Rabobank. Deze notitie is de reflectie van Steven de Waal vanuit zijn professionele en intellectuele achtergrond op het proces en resultaat tot nu toe. Deze reflecties betreffen drie sporen:

a. Reflecteren op de connectie tussen het behoud van het fraaie landschap van Utrechtse Heuvelrug met de noodzakelijke modernisering van het menselijk leven, werken en economie, waaronder de energietransitie. Wij denken dat het gaat om een succesvolle en zinnige voortzetting van het meegroeien van dat landschap, zoals dat al eeuwen plaatsvindt met de erop en ermee levende mensheid.

b. Reflecteren op de inhoudelijke issues die spelen rond deze energietransitie. Wij denken dat het vooral dilemma’s zijn, zelfs schijntegenstellingen, die op allerlei manieren kunnen worden opgelost en dan kunnen leiden tot duidelijke nieuwe keuzes. Dat vergt wel loslaten van voorheen ingenomen standpunten en creativiteit in bestuurlijke en beleidskeuzes.

c. Reflecteren op het gelopen proces. Dit is zowel van belang bij voortzetting van deze aanpak van de energietransitie in Utrechtse Heuvelrug, als voor anderen die hetzelfde type problemen willen aan- en oppakken. Wij denken dat de gekozen principes in de hier uitgevoerde aanpak belangrijk zijn om van te leren en vaker toe te passen. Ze passen beter bij de moderne tijd, met name de ingrijpende en cumulatieve aard van de gewenste transities en de nieuwe verhoudingen tussen een democratische politiek en overheid met burgers en bedrijven.

Ad a. REFLECTIE op landschap en mensheid

We lopen in dit project en de onderliggende vraagstellingen aan tegen de menselijke neiging zichzelf apart te zetten van de natuur. ‘De natuur’ is dan iets anders dan ‘wij, mensen’. Dat is vreemd, we zouden toch sinds Darwin moeten begrijpen dat wij voortkomen uit een natuurlijke evolutie en dat wij dus horen bij natuur, dat wij net als dieren goed op ons eten, onze omgeving, onze woonplaats moeten letten en ervoor zorgen? Het mooie is, en dat zat ook goed in dit proces verwerkt, dat het perspectief van burgers (en hun gezinnen en hun dagelijks leven hier) en kleine en middelgrote ondernemers (en hun besef van grote afhankelijkheid van diezelfde natuur en omgeving en ook van lokale bevolking en bedrijvigheid) en bezoekers (die komen voor het genieten en uitrusten in het mooie landschap) vaak meer dit ‘natuurlijk’ perspectief heeft dan veel ‘instanties’. Bij die laatste heersen te vaak het belang van interne processen (dus niet met ‘de natuur’, maar andere mensen), het belang van taal en papier (waarin ‘natuur’ dus vaak een ondergeschoven kindje is of alleen in jargon terugkomt of, nog erger, dat wat al vastligt in datzelfde papier, zoals wetten en voorschriften dan belangrijker is dan wat hier en nu overduidelijk wel moet gaan gebeuren) en dan ook nog het belang van het eigen (menselijk) voortbestaan als ‘instituut’. Ook daar moet het besef doordringen dat ‘natuur’ niet iets anders is dan ‘mensen’.

Langbroekerwetering (foto: Tom Jutte)

Het inspirerende in dit proces is dat het landschap centraal stond en overduidelijk, diezelfde mensen tot elkaar verbond met oog voor de toekomst. Daarin zat dus heel krachtig opgesloten het behoud van dat oude samenspel van mensen en ‘hun’ landschap. De warme en trotse belangstelling voor dit landschap en deze leefomgeving en wat mensen en natuur samen daar tot nu toe van hebben gemaakt, werkte enthousiasmerend en verbindend. Tegelijk was er ook het grote besef dat menselijk handelen daar al eeuwen en dus ook nu een enorme impact op heeft en dat energieproductie, -opslag en -distributie altijd al belangrijk was voor deze natuur. De modernisering daarvan was juist iets waar je hard en duidelijk over na moest denken als je datzelfde landschap voor toekomstige generaties wilde behouden. Ook daar staat het een, mensen en hun energie-technologie, niet los van het ander, natuur en landschap.

Uit veranderingsprocessen weten we dat emotionerende, zingevende ambities en verlangens ‘het proces’ het meest helpen, stimuleren en richting geven. Deze kunnen de ogenschijnlijke belangentegenstellingen het meest overbruggen en partijen bundelen. Waarom? Omdat mensen zelf die verandering moeten vormgeven. Het is niet iets dat ‘van bovenaf’ kan worden opgelegd, al moet het vandaaruit wel worden voorgedaan en de intenties duidelijk worden gecommuniceerd. Papier helpt niet, formele hiërarchie helpt niet en verwijzen naar het verleden helpt niet. Het enige dat helpt en de exponentiële kracht van ‘bewegingen van onderaf’ oproept en gebruikt, is een zinnig en appellerend toekomstperspectief.

Toch is dit vaak nog steeds de wijze waarop onze, door en voor alleen mensen gemaakte, instituten de grote vraagstukken van deze tijd aanpakken. Zij gaan vaak met natuur om als een instrument voor mensen en door het in juridische kaders te gieten. Dat leidt tot een statische opvatting over wat natuur is en hoe dat beschermd moet worden. Dat spoort niet met het dynamisch karakter van een gebiedsproces, waarin de onderlinge relatie tussen natuur en menselijke activiteiten centraal staat. Als voorbeeld hiervan kwam in de discussie langs dat de provincie vasthoudt aan de opvatting dat in NNN-gebieden geen zonnevelden mogen verschijnen, ook niet wanneer het een voormalige, afgedekte vuilstort betreft waarop je geen bomen kunt planten, maar waar wel mogelijkheden zijn om een combinatie van duurzame energie-opwek en versterking van bestaande natuurwaarden te realiseren.

We moeten af van deze technisch-rationele benadering, vaak aangeduid als ‘new public management’, naar een normatieve en waarden geladen benadering en, hoe paradoxaal dat voor veel oude bestuurders ook mag klinken, hoe complexer de beoogde verandering met hoe meer belangen en partijen, des temeer gaat dit op. Veel van dat ‘new public management’ was vooral ingericht op ambtenaren, ambtelijke uitvoeringsorganisaties en zogenaamd zelfstandige organisaties, maar die zodanig in het web van de overheid zaten, dat die ook konden worden aangestuurd als ‘taakorganisaties’. Met de moderne noodzaak dat complexe operaties en transities alleen kunnen worden uitgevoerd dankzij en in wisselwerking met een eigenwijze, zelf nadenkende en zelfstandige bevolking, burgers en bedrijven, gaat dat niet meer op.[2] Het gaat niet om een politiek die ambtenarij ‘aanstuurt’ of in kleine eigen kring goedbedoelde plannen ontwikkelt en die dan nog een keer ‘verkoopt’ aan de burgerij via wat de overheid zelf graag ‘participatie’ noemt [3], maar om een overheid die samen met burgers en bedrijven verder probeert te komen in de vele transities die spelen.

Dat is juist tot nu toe goed te zien aan de zogenaamde landbouwhervorming: alleen leunen op geld, macht, papier en handhaving brengt ‘de landbouw’ of ‘het beleid’ of ‘politieke afspraken’ niet verder, je moet starten met een inspirerende toekomstvisie met een betrouwbaar toekomstperspectief voor iedereen daarin. Dat heb ik tot nu toe niet gezien in de aanpak van de rijksoverheid in deze andere ‘transitie’ en veel boeren met mij. Het gaat juist over de omslag van management en bestuur, hoe ‘new’ ook, naar echt leiderschap[4].

Ad b. REFLECTIE OP INHOUD: Voorbij de schijntegenstellingen

Als je wel uitgaat van het toewerken naar een zinnig en zingevend toekomstperspectief, waarin menselijk leven en samenleven met energie en natuur centraal staat, zoals in deze aanpak van AORTA, valt Public Space juist op dat in veel debatten en beleidsexercities er valse, van dit doel sterk afwijkende, tegenstellingen worden opgeroepen. De gesprekken en debatten moeten te eniger tijd leiden tot formele besluitvorming bij ieder van de partijen, micro, meso en macro, maar deze taal en terminologie leiden daar alleen maar van af. Discussies worden zo gevoerd die de zaak niet verder helpen of doen stagneren. Ten dele komt dat natuurlijk ook omdat nu, door de concentratie van de vraagstukken op 1 plek, verschillende belangen en perspectieven bij elkaar komen. Er zit ook vaak te veel druk qua tijd en geld en belangen op dat overleg en richting zoekend proces om de tijd te nemen die perspectieven en dat – verhullende, tegenstellingen aanscherpende – jargon rustig uit te wisselen. In de gebruikelijke, institutionele overlegstructuren en procedures zit men als het ware met voorgenomen standpunten aan tafel en zit daarin ook vastgeklemd, geharnast, aan tafel, omdat de belangen en druk zo groot zijn. In deze aanpak die we hier schetsen en aan het werk zagen, leren we juist daar doorheen te kijken, om het zicht te houden op en acties te ondernemen naar dat zinnige en hoopgevende toekomstperspectief en elkaar te vinden op de gezamenlijk ervaren waarde van dit landschap en deze plek om te wonen, werken en recreëren.

Public Space ziet dit als schijntegenstellingen. Het is jargon om strijd te voeren, je eigen gelijk te krijgen en alle tegenstellingen, politiek, cultureel, economisch, te benadrukken. Dit terwijl het hele proces er hier en nu op gericht is te komen tot een gedeelde toekomstvisie, een gezamenlijk ‘purpose’ en vooral een gezamenlijke aanpak. Het publieke gesprek moet fundamenteel veranderen als er geen centrale, gezaghebbende en alles overziende instantie (meer) is om die visie voor jou en namens jou vast te stellen. In heel veel routines, niet alleen van politici en bestuurders, maar zeker ook van burgers, zit dat verouderde perspectief nog steeds ingebakken. Men denkt als men roept naar ‘de overheid’ dat die dan luistert en, en dat is dus de echte illusie, de macht (nog) heeft collectief de zaken daarna naar hun (en dus ook jouw) hand te zetten. En als ‘de politiek’ dan niet luistert, ga je gewoon steeds harder roepen.

In deze gesprekken op de Utrechtse Heuvelrug kwamen wij de volgende schijntegenstellingen tegen.

Schijntegenstelling 1: Landschap versus landbouw

Deze tegenstelling is natuurlijk klinkklare onzin.

De landbouw en de boeren hebben het landschap mee vormgegeven, onderhouden het en hebben er ook direct belang bij het zo goed mogelijk te houden. Natuurlijk zijn er uitzonderingen, zoals Hardy rond de ‘commons’ al aangaf als ‘the tragedy of the commons’: er is altijd het dreigende free rider gedrag, waarmee op den duur de ‘common good’ wordt uitgeput. Als eigen belang prevaleert in iemands gedrag en zo iemand te veel voor eigen gewin onttrekt aan het gemeenschappelijk bezit, gaat dat bezit en het gebruik ervan op den duur voor ieder ander die het ook wil gebruiken, verloren. ‘Commons’ was oorspronkelijk een aanduiding voor gemeenschappelijke gronden, terreinen of meren, maar nu zijn het ook vaak speelvelden, parken, gebouwen en zelfs voorzieningen voor gedeeld gemeenschappelijk gebruik [5]. Belangrijk kenmerk ervan is dat zij gezamenlijk in eigendom zijn en beheerd moeten worden, waar eenieder van profiteert, maar ook ieder moet weten hoe het goede te behouden en individueel niet te ver te gaan.

Dit is een concept dat juist de Nederlandse boeren goed kennen. Het zit al heel lang achter hun innovatieve manier van organiseren, in coöperaties, en ten dele in de ‘meenten [6]’ in veel dorpen waarop zij hun vee konden laten grazen. Overigens heeft de promotor van dit denken in ‘commons’, Elinor Ostrom, nu net de Nobelprijs voor Economie gekregen, als eerste vrouw in 2007 (!), omdat ze in reactie op al te simpele economen als Hardy die alleen geloofden in de ‘homo economicus’, aangaf en met research in de praktijk aantoonde dat een strenge en rechtvaardige governance van die commons cruciaal is [7].

Public Space denkt ook dat we naar een andere governance moeten bij dit soort gezamenlijke projecten om juist het landschap en het beheer van het landschap in gemeenschappelijke handen te leggen, zoals we dat ooit met de Waterschappen [8] gedaan hebben. Helaas voor veel politici, ‘de’ overheid heeft het gezag niet meer voor die belangrijke rol van ‘bundeling van belangen’ of ‘organiseren van het publiek belang’, niet in de ogen van burgers in het algemeen en zeker niet van direct belanghebbenden, zoals boeren.

Landgoed Sandenburg (foto: AORTA)

Schijntegenstelling 2: Ecologie versus bedrijvigheid oftewel Landbouw(industrie) en Industrie versus groen en natuur

Uiteraard hebben ‘natuurliefhebbers’ gelijk dat te lang alleen een eenzijdig menselijk economisch belang voorop heeft gestaan. Dit ging ten koste van natuurbehoud, groen ondernemen, klimaat en ecologie in het algemeen. Maar er is minder een tegenstelling dan zij vaak suggereren: alleen dankzij en met ‘groene’ ondernemers kunnen we de economie tijdig en goed kantelen met behoud van enige welvaart. Nu al dreigt er een tegenstelling tussen ‘groen’ zijn door burgers uit midden- en hoge inkomensklassen en de angst voor armoede en werkloosheid onder armere burgers. Ook bij de middengroepen denk ik dat het ‘groene’ gedrag en de ‘groene’ missie snel zal verdwijnen als ze merken dat hun werkgever de nieuwe tijd niet aankan en de eigen baan door het nieuwe accent op duurzaamheid, dreigt te verdwijnen.

Schijntegenstelling 3: Burgers versus Boeren

Dit is natuurlijk om te beginnen formeel al een onmogelijk onderscheid: ook boeren zijn burgers in formele zin met burgerrechten, kiesrechten etc. Maar ook in meer informele zin deugt het als tegenstelling niet. Velen doen ook als actief burger mee aan samenlevingsacties, filantropische activiteiten, vrijwilligerswerk etc. Sommigen gaan daarin ook zover dat hun activiteiten als landbouwer onderdeel worden van een actieve civil society via het runnen, samen met andere vrijwilligers van moestuinen, via het leveren aan lokale winkels van hun lokale landbouwproducten en via het bieden van nachtopvang aan seizoensarbeiders die bij hen komen werken. Ik ken heel wat ‘burgers’, niet zijnde boeren, die heel wat minder voor de samenleving doen.

Hier zie je ook goed de verbale en retorische ‘trucs’ onder zo’n schijntegenstelling, die in beide ‘kampen’ soms wordt gehanteerd. De retorische truc is dan dat iedereen altijd wel voorbeelden heeft van zich ‘verkeerd’ gedragende boeren die zich aan alles onttrekken, alleen over hun bedrijf na willen denken en op zoek zijn naar zoveel mogelijk winst. Maar ook het andere ‘kamp’ kan evenzovele voorbeelden noemen van ‘passieve’ of ‘alleen maar zeurende’ burgers. De schijntegensteling wordt daarmee zogenaamd ‘bewezen’, terwijl het niets anders is dan anekdotisch ‘bewijs’.

Bij de energietransitie is natuurlijk het mooist als deze schijntegenstelling wordt opgeheven in nieuwe burgerinitiatieven rond energieproductie, -opslag en -distributie, bijvoorbeeld in de vorm van burgercoöperaties, waarbij dit ook boerencoöperaties kunnen zijn en heten. Daar is in het landschap en in het boerenbedrijf ook veel ruimte voor: energie voor iedereen is nodig, schone energie is welkom, veel onderdelen van de energieketen hebben ruimte en grond nodig, boeren hebben die ruimte en grond en ook de economische middelen om er in te investeren en het te plaatsen en er is zelfs energieproductie mogelijk uit mest. Daarbij helpt enorm dat de moderne energietechnologie veel kleinschaliger is, waardoor het door burgers, inclusief boeren, heel goed zelf kan worden aangeschaft, neergezet en gebruikt. Dit is iets waar het huidige grootschalige energieaanbod, mede geholpen door een uiteraard nooit ondernemende bureaucratie, veel te laat op heeft ingespeeld, of meer cynisch gezien, vanuit de eigen positie geredeneerd, eigenlijk willen tegenhouden. Dit is telkens een lobby waar onze nationale overheid altijd wel erg gevoelig voor blijkt. Het is daarom juist een starre en in instituties vastzittende aanpak, die je alleen maar goed kunt keren en overbruggen op lokaal en regionaal niveau, omdat daar het samenbindende in het landschap anders uitpakt!

Schijntegenstelling 4: Energie is een probleem versus allerlei moderne oplossingen

Omdat we nu erg bezig zijn met die energietransitie doen we net of het alleen maar een probleem is. Er zijn 3 redenen waarom de transitie nu sterk speelt:

  1. Klimaatdreiging
  2. Energiekosten en afhankelijkheid vanwege sluiten Gronings gas en de oorlog in Oekraïne
  3. Opkomst nieuwe technologieën die schoner, zuiniger en kleinschaliger zijn (zie bij 3 hierboven)

Om het te zien als schijntegenstelling is het nodig om 2 dingen daarbij goed te beseffen:

  • We hebben altijd allemaal energie nodig en de enorme omslag naar digitalisering waarvan we nu nog maar aan het begin staan, in onze economie, publieke dienstverlening en ons dagelijks leven, maakt dat nog sterker, dus het vraagstuk en de behoefte blijven en vallen niet weg te redeneren!
  • Met name de nieuwe technologie is op veel onderdelen kleinschaliger.

Dat betekent enerzijds, en dat kan voor sommigen een negatief perspectief zijn vanuit behoud van het landschap, dat het meer vervlochten kan worden in dit landschap i.p.v. ‘geparkeerd’ op een grootschalige, industriële locatie elders. Vanuit ons perspectief betekent het vooral dat burgers, landschap en lokale politiek juist meer medeverantwoordelijk worden voor de productie, opslag en distributie van de energie die zijzelf de hele dag gebruiken! We weten uit de economische literatuur dat het ‘sluiten’ van de feedbackloop (dat je de effecten van je eigen keuzes ook zelf ervaart) goed is voor betere integrale besluiten dan de nu vaak gebruikelijke manier om de negatieve effecten juist als ‘externaliteiten’ buiten de relevante praktijk te zien en dus buiten de besluitvorming te houden. Helaas, die menselijke externaliteiten blijken voor de hele natuur, waaronder mensen, internaliteiten en dreigen nu natuur en het klimaat daaraan ten onder te doen gaan. Zoals eerder gezegd: de mensheid komt er nu achter dat natuur en klimaat geen ‘externe’ partij is!

Anderzijds betekenen die kleinschaligheid en intrinsieke waarde van ‘schone’ en ‘efficiënte’ energie in lijn met dit betoog, dat juist die schijntegenstellingen, zoals burgers versus boeren en ecologie versus industrie veel minder blijken te kloppen en ook minder belangrijk worden.

Schijntegenstelling 5: Macro-niveau versus meso- en micro-niveau

Zoals hierboven al aangegeven, lijkt het alsof de urgentie en ook de noodzakelijke maatregelen komen van het nationale macro-niveau. Dus is het een abstract probleem waarvoor iedereen, ook lokale en provinciale overheden, met veel genoegen naar het nationale niveau kan wijzen voor oplossingen, budgetten en maatregelen. Dat is een schijntegenstelling, omdat het probleem dat het nationale niveau schetst met energie, klimaat en de noodzakelijke transitie iets is waar ieder van ons en dus ook iedereen in de Utrechtse Heuvelrug de hele dag en in het dagelijks leven mee te maken heeft! Oplossingen ‘parkeren’ bij een ander is dan een tijdje geruststellend, totdat blijkt dat ze daar niks doen of de verkeerde dingen die er juist in jouw leven nogal inhakken.

Mijn punt is vooral dat dit ‘parkeren’ ook niet het niveau aanspreekt en helpt waar de echte oplossingen vanuit actief burgerschap en maatschappelijk ondernemerschap liggen. Die liggen lokaal en regionaal. Die liggen er vanwege een gezamenlijk ervaren probleem. En die liggen er in de gezamenlijke ambitie en verlangen naar een betere toekomst met behoud van het goede van nu.

Het is ook goed om hier te constateren, zoals ik vaker heb gedaan, dat de term ‘burgerparticipatie’ deze richting absoluut niet dekt en eigenlijk verhult. Die vorm van participatie is alleen maar meepraten over bestaande beleidsvoornemens van overheden, daar weinig fundamenteel aan kunnen veranderen en die overheidsaanpak houdt daarna alleen maar in dat diezelfde burgers passief af mogen wachten wat diezelfde overheid in haar oneindige wijsheid ermee gaat doen. Het gaat er mij vooral om dat mensen zelf en samen aan de slag kunnen gaan en dat de overheid dat faciliteert, hoe onverwacht die initiatieven voor diezelfde overheid ook zijn! Overheid en politiek moeten af van een grote neiging tot een afwijzende ‘not invented here’-houding naar vele burger- of boereninitiatieven.

Schijntegenstelling 6: Democratie versus Wisdom of the Crowd

Deze – laatste – schijntegenstelling liep ook door het hele debat hier en vaak ook door het politieke debat. Terwijl dit proces van AORTA startte vanuit burgerinitiatieven en vanuit wat mensen zelf kunnen doen, loopt daardoorheen dat diezelfde burgers en ook de politieke organen van overheden gewend zijn dat zij democratisch zouden moeten besluiten over zaken van publieke en collectieve aard. De energietransitie op de Utrechtse Heuvelrug valt daar zeker onder. Als je meer wil inzetten op de kracht en inzet van burgerinitiatieven, burgercoöperaties (wat dus ook boerencoöperaties kunnen zijn), maatschappelijk ondernemende boeren en MKB-ondernemers, moet dat perspectief en verwachtingspatroon van beide kanten kantelen.

De politiek moet niet langer denken dat zij er alleen over gaat en dat zij uiteindelijk beslist wat er daarna moet gebeuren. Neen, het is soepel en flexibel inspelen op wat burgers en boeren zelf willen doen, goed nagaan wat dan uit publiek oogpunt blijft liggen en dat wel zelf oppakken en op de achterhand allerlei goede acties ondersteunen met mensen en middelen.

Burgers moeten ook kantelen in hun perspectief op de aanpak van de vele transities, en dus ook de energietransitie. Niet langer denken dat zij er niet over gaan, dat eigen acties toch altijd maar marginaal zijn of, nog erger, dat zij moeten wachten tot ‘de politiek’ eindelijk een keer wel beslist. Vervolgens worden ze dan soms, als ze het er niet mee eens zijn, wel actief, maar alleen in gezamenlijk, openlijk protest, waardoor het hele beleidscircus opnieuw begint en er nog steeds niks gebeurt in de praktijk van de transities! Wat dan vervolgens weer hun cynisme over wat ‘de overheid’ kan, verder ondersteunt.

Deze verkeerde verwachtingspatronen houden elkaar klem!

Belangrijk in deze aanpak van AORTA is dus snappen dat de institutionele en bestuurlijke routines ook moeten veranderen om deze energietransitie vorm te geven en tot een succes te maken. Pas dan kan je maximaal inzetten op de ‘wisdom of the crowd’ en het ‘actief burgerschap en maatschappelijk ondernemerschap van onderaf’. Anders is dat tot mislukken gedoemd.

Het boeiende is wel dat deze verwachtingspatronen al zodanig aan het kantelen zijn, dat terugvallen op dat ouderwetse gedrags- en verwachtingspatroon, hoezeer dat intuïtief nog steeds wordt aangehangen, toch al niet meer kan! De politiek voelt het daarvoor noodzakelijk gezag niet meer en is ook bang voor een publieke afgang of verkeerde keuze, vanwege de daaropvolgende afrekening door de kiezer. De burger heeft eigenlijk ook geen groot vertrouwen meer in de politiek. Burgers en bedrijven bevestigen elkaar daar ook onderling in, dan ligt de gezamenlijke conclusie al gauw voor de hand om meer zelf en samen eraan te gaan doen. Ze voelen tegelijk dat ze dat ook best wel kunnen en dat dat ook beter is voor de uitkomst.[9]

Beide kampen moeten leren, ook onderling, dat er nieuw gedrag en een nieuwe cultuur nodig is voor deze nieuwe aanpak, maar terugvallen in het oude vertrouwde is kansloos en hopeloos.

Er heerst elders vaak nog een schijntegenstelling die we hier op de Utrechtse Heuvelrug minder zijn tegengekomen, omdat het nu minder speelt, dat is de schijntegenstelling tussen ‘nieuwbouw versus landschap’:

Hier uit zich die eeuwenoude combinatie tussen natuur en menselijk handelen natuurlijk als geen ander. Als je die tegenstelling opvoert, zeg je eigenlijk dat er niet meer mensen mogen komen wonen in dit prachtige landschap, want ze verstoren het alleen maar. Alsof degenen die er nu wonen of bedrijven hebben, het alleen maar zelf en met eigen handen zo gemaakt hebben. Het gaat er juist om om het goed door te geven aan volgende generaties, die er dus ook mogen komen wonen.

In de moderne nieuwbouwwijken zoals bijvoorbeeld Leidsche Rijn in de stad Utrecht, is goed te zien dat deze tegenstelling niet klopt. Ze hebben daar juist landschapselementen vervlochten in het architectonisch ontwerp en alle wijken zijn ook op een unieke eigen manier verder vormgegeven. Het is goed te beseffen dat dit een ‘wijk’ is van de omvang van de stad Leeuwarden, dus er is wel enige hoop dat dit ook goed kan gaan bij uitbreidingen van de huidige dorpen en steden op Utrechtse Heuvelrug.

Stakeholdersessie op 10 mei in Doorn

Ad c: REFLECTIE OP PROCES

Het proces zoals AORTA dat heeft vormgegeven, vanwege de gezamenlijke start met een aantal burgerinitiatieven op de Utrechtse Heuvelrug, is sterk informeel. Het is vooral vormgeven vanuit en met stakeholders en dus burgers zelf. Daarnaast, uiteraard, heeft men teruggegrepen op de eigen expertise, die vooral in architectonische vormgeving en de vaak bijbehorende processen van coproductie met bewoners en belanghebbenden zit.

Kernpunten in deze aanpak volgens onze waarneming waren:

  • Een informele, zoekende vorm met de stakeholders die zich aandienden enbelangstelling hadden.
  • Daardoor: het ontbreken van een formele, bestuurlijke opdrachtgever die daarna ook iets met het resultaat wilde en moest doen en daarvoor vooraf door het geven van zo’n opdracht ook een commitment afgeeft.
  • Mede daardoor: weinig koppeling naar de bestuurlijke opdrachten die al heersen naar het gebied, zoals rond waterbeheer, klimaataanpak, landbouw, zonnepanelen en gebiedsgerichte richtlijnen en plannen. Deze waren wel bekend, maar werden in de overwegingen vaak niet meegenomen, omdat de ‘eigenaar’ ervan of ontbrak of ter plekke een andere, meer meedenkende rol speelde. In het huiswerk dat AORTA deed, zoals in de ontwikkelde scenario’s en dus ook in de discussie daarover is deze kennis zeker wel meegenomen. Juist rond de energietransitie zijn deze ook ontbrekend (behalve vage voornemens en richtingen van denken van rijksoverheid en provincie), dus dat bestuurlijke gat vulde dit proces goed op met een soort eerste inventarisatie en oriëntatie.

Een, helaas en zeker onvrijwillig van de zijde van AORTA, ontbreken van belangrijke stakeholders, namelijk de boeren in het gebied, maar misschien toch ook andere meer formele grondeigenaren, zoals herenboeren en landgoedeigenaren, of meer economisch belanghebbenden, zoals het MKB en retail. En wat te denken van alle partijen die nu institutioneel en economisch betrokken zijn in de energieketen, zowel opwekking als opslag en distributie? Het stakeholder proces lijkt nu dus pas begonnen en zeker niet af.

Het goede en inspirerende van deze aanpak was dat inderdaad informele binding en betrokkenheid van de deelnemers een grote rol speelden. Ze wilden graag meedoen en werden gaandeweg het proces ook enthousiaster vanwege het grote belang ervan voor hun leefomgeving en de reden om daar te wonen, werken of te verblijven, naast grotere zaken als klimaatzorgen. Meedenken over jouw toekomst, jouw leefomgeving en die van volgende generaties, schept een enorme band.

 

Stakeholderssessie 11 juni 2024 in gemeentehuis van Utrechtse Heuvelrug in Doorn

Gaandeweg ontstonden er natuurlijk wel vragen over het ontbrekende deel in de context van dit proces. Wordt dit nog iets wat we gaan aanbieden aan overheidsbesturen, zoals gemeente en provincie (die overigens zeker informeel actief en positief hebben meegedaan)? Wat is de bestuurlijke status van wat we hier doen? Hoe gaat dit nu verder op zoek naar de oplossingen die wij graag willen? Hoe worden dan alsnog de boeren meegenomen? Hoe en wanneer worden wij verder geïnformeerd hoe dit wordt opgevolgd?

Gezien de aard van het stakeholderproces kunnen deze vragen naar de bestuurlijke context en opvolging eigenlijk alleen maar als positief worden gezien: deze stakeholders willen door, vinden de richting interessant en zien de urgentie van een aanpak van de energietransitie in het gebied in.

Om deze beide redenen is het zeer jammer dat boeren niet hebben meegedaan in deze aanpak en dit proces. Juist het open, zoekende, burger- en boerentoekomstgerichte perspectief is bij uitstek het moment dat ook allerlei zorgen, spanningen en angsten over diezelfde toekomst kunnen worden geuit en verder onderzocht. Zoals hiervoor al geschetst, in de huidige overheidsaanpak ontbreekt juist dat toekomstperspectief over naar welke goede, duurzame, nuttige en economisch belangrijke landbouw we met zijn allen toe willen. Men heeft dus eerder in mijn ogen juist deze open, inventariserende en informele en niet belangengebonden fase overgeslagen en is meteen op pad gegaan met grenzen, normen, regels en geld. De samenbindende toekomstgericht fase heeft men te veel overgeslagen, met nu als gevolg dat ook de boeren blijkbaar niet zien hoe ze nog ooit in dat gesprek moeten terugkomen. Het is extra jammer dat de boeren zelf te weinig hebben ingezien dat juist het informele karakter van dit proces, zoals dat hier expliciet is vormgegeven, zonder welke officiële bemoeienis van bestuurlijke circuits dan ook, de opening biedt om alle formele standpunten en overleggen, dus ook de positie van LTO en andere boeren belangenbehartigers, achter je te laten en ‘even’ te vergeten. Na de schrik van de rijksoverheid die er te laat achter kwam dat Europa de traagheid en onduidelijkheid rond mest en CO2-neerslag, zat was, is diezelfde schrik door de verkeerde, gehaaste, aanpak,
overgeslagen naar vele boeren. Jammer, niet behulpzaam en aan alle kanten een gemiste
kans.

Daardoor wordt de vraag naar het bestuurlijke, serieuze vervolg alleen maar sterker en belangrijker. De eerste opvolging ligt bij AORTA in het publiceren en communiceren van dit proces en de uitkomsten, aan verantwoordelijke bestuurders, andere stakeholders en de media. Daarna volgt hopelijk voor hen en voor de bewoners van dit gebied, een meer formele verdere opdracht tot verder brengen van dit denken en overleggen, ook leidend tot besluitvorming.

De stimulans voor bestuurders om dit te doen, kan zitten in:

  • Nieuwe inhoudelijke, technische of architectonische antwoorden die boven zijn gekomen en de energietransitie kunnen versnellen en richting geven, mede door het nieuwe perspectief dat burgers en bedrijven natuurlijk bieden buiten het overheidsperspectief van zowel politiek als ambtenarij.
  • Het doorlopen proces met veel stakeholders, leidend tot meer commitment voor oplossingen en draagvlak voor spannende nieuwe richtingen. In het negatieve is er natuurlijk ook een procesresultaat om rekening mee te houden: er helemaal niks mee doen is een domper voor al degenen die hier energie, tijd en betrokkenheid in getoond hebben en zo enthousiast en ten dele verwachtingsvol op het eind waren.
  • De noodzaak bij complexe veranderingsprocessen ook te werken volgens de principes van ‘emergent strategies’ en ‘muddling through’, met andere woorden het toeval moet vaak ook een rol spelen in het creatief handelen en verder brengen van keuze- en visieprocessen. Dit onverwachte proces en resultaat kunnen ook worden voortgezet bij gebrek aan een ander, beter, plan of een ander, duidelijker, proces.

Het belang van de energietransitie en de betrokkenheid van stakeholders op en bij dat vraagstuk zijn te groot om het hierbij te laten. Houd in dat vervolg wel rekening met bovenstaande analyses. Vermijd in teksten en plannen de schijntegenstellingen en houd in de vormgeving van het proces opnieuw rekening met de bijzondere proceskenmerken, zoals geschetst.

——————————

Utrecht, 25 september 2024

Dr. Steven P.M. de Waal

 


 

[1] Zie verder www.publicspace.nl en www.publicspace.eu

[2] Zie o.a. Thijs Homan en Rob Wetzels ‘Wat Nu!? Nieuw perspectief op grootschalige gedragsverandering.
Focus op de klimaat problematiek’, met name “Deel II. Gedragsverandering als sociaal complexe dynamiek’,
Boom 2023

[3] Door Public Space eerder samengevat in de term ‘polderpaternalisme’, zie dr. Steven P.M. de Waal (2015)
‘Burgerkracht met Burgermacht’: https://publicspace.nl/burgerkracht-met-burgermacht/

[4] Zie o.a. een interview hierover met dr. Steven P.M. de Waal: https://publicspace.nl/interview-leadership-fora-
better-world-for-european-leadership-platform-video/

[5] Onder andere terug te zien in de aanduiding ‘deel-economie’, vanwege de moderne platformtechnologie

[6] Er is groeiende literatuur over het fenomeen van de ‘commons’ en dus ook de ‘meents’, zie o.a. Thijs Lijster
‘Wat we gemeen hebben. Een filosofie van de meenten’, Bezige Bij 2022

[7] Zie o.a. van haar, ‘Governing the Commons: the evolution of institutions for collective action’, Cambridge
University Press 1990

[8] Het boeiende hier is dat ook de waterschappen ontstaan zijn vanwege het gezamenlijk willen beheren door
eigenaren en gebruikers van deze ‘commons’, namelijk het water, de waterwering en de kwaliteit van het
water.

[9] Zie verder De Waal 2018 ‘Civil leadership as the Future of Leadership’, Amazon 2018, met name de analyse van het fenomeen dankzij de nieuwe ICT- en Mediatechnologie van de ‘disruptive power of citizens’

Dr. Steven PM de Waal is voorzitter van Public Space Foundation, een private denktank met als missie ‘bevordering actief burgerschap en maatschappelijk ondernemerschap’. Hij kijkt als chroniqueur en observator reflecterend terug op de sessies ‘Van wie is de energie’. Deze sessies heeft hij als een ‘fly on the wall’ bijgewoond en daarnaast vooraf en tussendoor met de werkgroep vanuit AORTA meegedacht over het proces en de aanpak van het project.

Architectuurcentrum AORTA
Kaap Hoorndreef 66, unit 2.1
3563 AW Utrecht

+31 (0)30 232 16 86
aorta@aorta.nu

Privacy statement

Algemene Voorwaarden 

Mede mogelijk gemaakt door:

NAAR TOP
Back to top