Datum: 21-03-2018
‘Utrecht maken we samen’, zo luidt de aansprekende titel van het Coalitieakkoord 2014-2018. Maar hoe is dat de afgelopen 4 jaar eigenlijk verlopen? Kregen initiatieven uit de stad, zoals beloofd, de ruimte en het vertrouwen van het stadsbestuur?
Werd de relatie tussen bewoners, ondernemers, organisaties en de gemeente inderdaad gekenmerkt door een open houding en gelijkwaardigheid, bijvoorbeeld op het gebied van stedelijke ontwikkeling? Een rondje langs de velden maakt duidelijk dat er op die vragen geen eenduidige antwoorden mogelijk lijken!
Tekst: Maurice Hengeveld
Bewoners ontevreden
‘Er is naar ons inzicht sprake van toenemend centralisme in plaats van wijkgericht werken en van steeds minder samenwerken met burgers en ondernemers.’ Het was Ab Kools, voorzitter van de Wijkraad Noordoost, die in de wintereditie van Mens en Wijk – het wijkmagazine voor Utrecht Noordoost – zijn bezorgdheid uitsprak over burgerparticipatie in zijn stad en wijk. De wijkraad hield daarover eerder een bijeenkomst naar aanleiding van voorbeelden uit de praktijk en de uitkomst daarvan stemde niet vrolijk, aldus Kools. Eerder dat jaar deed de Verkeerswerkgroep Pijlsweerd een oproep aan de Utrechtse gemeenteraad om eindelijk te komen tot herinrichting van de Oudenoord en de Kaatstraat. Sinds invoering van de knijp Monicabrug in 2015 – ingesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit in het gebied – hebben filevorming en asociaal verkeersgedrag ertoe geleid dat bewoners zeer ontevreden zijn. Herinrichting van de inmiddels onveilige zuidelijke verkeersader is meer dan wenselijk, maar bewoners voelen zich niet gehoord. Slechts twee voorbeelden uit een flinke reeks kwesties met ontevreden bewoners in de hoofdrol. Is er sprake van een tendens?
Mensen betrekken bij de stad
Volgens het Coalitieakkoord ‘Utrecht maken we samen’ uit 2014 stelt de gemeente haar inwoners nou juist centraal. ‘We gaan de wijken in en zoeken het contact op met bewoners. Wij moedigen initiatieven aan en tonen ons vertrouwen in mensen die initiatieven nemen. Daarnaast zoeken we doorlopend naar nieuwe manieren om samen te werken en om mensen te betrekken bij de stad. Succesvolle initiatieven en samenwerkingsverbanden gebruiken wij als voorbeeld voor ‘Utrecht maken we samen’. Concreet is de afgelopen jaren geprobeerd invulling te geven aan die samenwerking door middel van onder andere Stadsgesprekken. Daarin wordt inwoners gevraagd om mee te denken en te praten over verschillende thema’s. In het kader van ruimtelijke ordening vonden bijvoorbeeld al zulke Stadsgesprekken plaats rond het Beurskwartier en de Merwedekanaalzone, beide omvangrijke en ingrijpende gebiedstransformaties. Vooralsnog is het voor buitenstaanders echter lastig om verderop in het proces te achterhalen welke inbreng is gebruikt, welke niet én waarom niet.
Contradictio in terminis
‘Samen stad maken is zo oud als de stad is’, stelt Leen de Wit als programmadirecteur Stationsgebied, waar onder andere het Beurskwartier verrijst. ‘Niemand maakt de stad alleen. Bijvoorbeeld ondernemers zijn altijd belangrijk geweest bij de gekozen en ingezette ontwikkelingen van de stad. Het huidige college onderneemt een moedige stap om dat proces van samen stad maken transparanter te maken. Dat is volgens mij het nieuwe aan het samen stad maken van nu. Stadsgesprekken zijn daarvoor een mooi nieuw middel, wat zeker nog verder kan rijpen. Voor de ontwikkelingsvisie Beurskwartier/Lombokplein heb ik gemerkt dat de vele gesprekken het plan hebben verrijkt: meer groen, nadrukkelijk meer inzet op eigenaarschap, nieuwe ideeën zoals een extra tunnel bij de Jeremias de Deckerstraat/Nicolaas Beetsstraat. Maar samen stad maken is ook een contradictio in terminis: je kunt samen optrekken totdat er een knoop moet worden doorgehakt waar tegenstellingen opdoemen. Dat is bij de schaarse ruimte die we in de stad hebben en waar veel ambities samenkomen vrijwel altijd het geval. Dan is het uiteindelijk toch de formele macht, de Raad, die de knoop moet doorhakken. En dat is maar goed ook!’
Gebiedsontwikkeling Nieuwe Stijl
Heel anders verliep in aanvang het proces in de Merwedekanaalzone. Daar was Meer Merwede de afgelopen 5 jaar succesvol in het aanjagen en versnellen van de transformatie vanuit het gebied. Op de gemeentelijke website wordt het initiatief opgevoerd als voorbeeld van nieuwe vormen van stad maken in Utrecht. Hoe kijkt initiatiefnemer Emilie Vlieger aan tegen de rol van de gemeente bij het faciliteren van (dergelijke) initiatieven? ‘Wij zijn september 2017 gestopt omdat onze rol erop zit. Die rol bestond uit het op de kaart zetten van Merwede als kansrijk gebied en het verbinden van alle partijen in en rond het gebied om samen met hen een Ontwikkelambitie op te stellen. Met als resultaat dat deze ontwikkelambitie als onderlegger voor de Omgevingsvisie is gebruikt. Ook het op de politieke agenda zetten van de plannen voor gebiedsontwikkeling en van de belemmeringen die er waren was onderdeel van onze rol. Hoewel we die rol in 2012 zelf hebben opgepakt, zijn we daarin vrij snel serieus genomen door de gemeente en werden we prima gefaciliteerd, begeleid en ondersteund. Na ons vijfjarig bestaan zijn wij hier uiteindelijk zelf uitgestapt, enerzijds omdat de gemeente ervoor koos het samen stad maken zelf op te pakken en anderzijds omdat onze gestelde doelen (de transformatie aanjagen en ondersteunen en het gebied op de kaart zetten) gehaald waren.’
Veranderende dynamiek
Met de inmiddels toegenomen snelheid van het proces enerzijds en de toenemende roep om hoge dichtheden anderzijds lijkt het er echter meer en meer op dat het door Meer Merwede ingezette organische proces – oorspronkelijk ook ambitie binnen de gemeente – moeilijker valt te waarborgen. Vlieger: ‘In de omgevingsvisie Merwedekanaalzone lees ik gelukkig nog veel terug van wat er, ook door ons, is opgehaald in gesprekken met eigenaren/ontwikkelaars, gebiedsgebruikers en bewoners. Er zijn in die zin al best wat veranderingen ingezet. Zo zijn de huidige stadsgesprekken uitgebreider en interactiever dan de informatiebijeenkomsten zoals we die van oudsher kenden in Utrecht. We mogen denk ik niet verwachten dat we binnen vier jaar het samen stad maken ineens helemaal onder de knie hebben in zo’n grote stad met zo’n enorm ambtelijk apparaat met haar eigen ingesleten cultuur. Daar wordt momenteel zowel intern als extern aan gewerkt. Hopelijk wordt samen stad maken als ambitie ook in het volgende coalitieakkoord opgenomen zodat we hiermee verder kunnen gaan en het proces eerlijker en opener kunnen maken en het soepeler kunnen laten verlopen.’
Ruimte voor initiatief
Binnen het gemeentelijke programma ‘Ruim baan voor initiatief’ – gestart in 2014 – loopt inmiddels een aantal arrangementen: het Initiatievenfonds, de proefpilot Right to Challenge (Bewonersbod), en de pilots buurtbudgetten in Lunetten en Lombok. Tijdens een evaluatie over de voortgang in 2015 werd nog geconstateerd: ‘Initiatiefnemers op verschillende terreinen lopen vaak tegen dezelfde drempels aan of het nu om een moestuin, een creatieve hotspot in een leegstaand kantoorgebouw of het opzetten van een zorgcoöperatie gaat. Na een enthousiaste start stuiten veel initiatieven op regels en procedures, risico’s en aansprakelijkheden, tegenstrijdige belangen of andere beren op de weg.’ Als focus voor 2016 en 2017 werd dan ook bepaald om ‘nog meer dan in 2015 een rol te geven aan initiatiefnemers als (mede)-trekkers van een aantal trajecten.’ Een evaluatie van die laatste jaren is op de gemeentelijke website echter nog niet terug te vinden. Daarnaast ontbreken rond zowel wonen als wijk- en buurtontwikkeling op de speciaal voor initiatieven gelanceerde, helaas ietwat onoverzichtelijke, website nog concrete voorbeelden.
Bezwaren vanuit de stad
Rond die wijk- en buurtontwikkeling, bijvoorbeeld over het toekomstige Beurskwartier, bereiken – de eerder gevoerde, groots opgezette stadsgesprekken ten spijt – toch nog heel wat bezwaren (vanuit de stad) zowel het stadbestuur als de lokale media. Zo stelde onder andere architect Gerard Maas in AD/UN dat de plannen op hem erg megalomaan overkomen. ‘De voortzetting van de schaalvergroting van de bebouwing rond het station tegenover de overige stadsdelen doet mijns inziens afbreuk aan leefbaarheid. Op overgangsgebieden naar lagere bebouwing ontstaan conflicten. Dat moet je niet willen.’ Vanzelfsprekend lieten ook bewoners van de 40 woningen langs de Croeselaan, die moe(s)ten wijken voor dure hoogbouw, luid en duidelijk van zich horen, onder andere met een petitie tegen sloop. Rond het iets verderop gelegen Kruisvaartkwartier – waar de komende jaren ook een nieuwe woonwijk de hoogte in zal schieten – publiceerde DUIC.nl een open brief van Maurice Bongers, lid van de klankbordgroep Kruisvaartkade. Bongers uit daarin zijn ongenoegen over de blinde koers die de gemeente lijkt te varen ten aanzien van bouwprojecten in en rond het stadscentrum.
Botsen met de harde kant
Omdat initiatiefnemers nog maar al te vaak botsen met de harde kant van stadsontwikkeling (denk aan vastgoed en grondexploitatie) ging begin vorig jaar het Stadsinitiatief Utrecht van start, een initiatief van de Utrechtse Ruimtemakers. Door op diverse plekken in de stad te experimenteren met nieuwe manieren van gebiedsontwikkeling hoopt men daar samen met de gemeente lessen uit trekken. Op Rotsoord was daar vanuit de gemeente Utrecht vanaf aanvang Carla Mesman (sinds kort werkzaam in een andere functie) als gebiedsmanager Zuid bij betrokken. Is er in haar ogen de afgelopen 4 jaar iets veranderd in de manier waarop de gemeente dergelijke ontwikkeltrajecten inzet? Mesman: ‘Ik vind dat we in Utrecht veel samenwerken aan ontwikkelingen in de stad, zowel met bewoners, ondernemers en eigenaren als met georganiseerde belangenorganisaties. Mede door het collegeprogramma wordt dat samenwerken steeds explicieter vormgegeven in projecten en processen, want al voor deze collegeperiode waren we bezig met samen de stad maken. Het is niet iets nieuws!’
Met elkaar in gesprek
‘Er zit wel wat spanning op het samen stad maken’, stelt Mesman aanvullend, ‘en dan bedoel ik vooral vanuit rollen en verantwoordelijkheden. Uiteindelijk beslist de gemeenteraad. Die moet naar mijn idee ook die rol hebben om alle ambities en soms tegenstrijdige belangen stadsbreed af te wegen en (financieel en inhoudelijk) te prioriteren in de schaarste in ruimte en geld. Als ambtenaar zie ik die publieke rol ook voor mij weggelegd. Ook vind ik dat in het samen stad maken een goed onderbouwde ‘nee’ een antwoord kan zijn, niet alle projecten kan of moet je samen oppakken. Daar moet je met elkaar dan wel goed over spreken en afstemmen op welke wijze de belangen wel ingebracht worden in plaats van in een co-creatie proces. Als we steeds met elkaar het gesprek over hoe je samen de stad maakt en de verschillende rollen en verantwoordelijkheden daarin, helder en transparant voeren zijn we denk ik goed bezig. In Rotsoord bijvoorbeeld zijn door het Stadsinitiatief denk ik meer personen bereikt/aangehaakt dan dat ons als gemeente alleen was gelukt. Ook is er meer aandacht gekomen voor sociaal maatschappelijke interventies dan alleen fysiek ruimtelijke oplossingen en ideeën. Daar kunnen we elkaar ook zeker goed in aanvullen.’
Taai en complex proces
‘Samen stad maken is een combinatie van creatieve meedenkers en innovatieve dwarsliggers.’
Vanuit de gemeenteraad als eindverantwoordelijke is het Aline Knip, tot de verkiezingen in maart 2018 fractielid van D66, die reflecteert op het gestelde. ‘In Utrecht zijn de afgelopen jaren flinke stappen gemaakt met het leren om samen stad te maken en dat blijkt een taai en complex proces. Het zijn de verwachtingen over en weer, de uitgangspunten en drijfveren die het zinvol maken: voor een ruimtemaker, projectontwikkelaar, een ambtenaar of een raadslid. Zij hebben eigenlijk allemaal dezelfde goede bedoelingen en betrokkenheid, de stad mooier maken vormt hun belangrijkste drijfveer. Zij zullen altijd moeten zoeken naar wisselende allianties, creatief omgaan met veranderende opgaven en open blijven staan voor nieuwe partijen die staan te trappelen om mee te doen. Willen leren en durven te experimenteren is een gezamenlijke noodzaak in het samen stad maken. Er is immers geen handboek of blauwdruk over hoe dit uit te voeren.’
Een Utrechts model
‘In Utrecht zijn we eigenwijs’, vervolgt Knip. ‘We willen geen one size fits all of een vast stramien, we onderzoeken graag zelf en verkennen onbekend terrein, passend bij de opgaven van de stad. De beweging is in ieder geval goed in gang gezet en daar ben ik best trots op. We zoeken in Utrecht naar eigen Utrechts model en dat heeft tijd nodig. Als raadslid dacht ik bijvoorbeeld eerder te kunnen sturen op het versnellen en verbeteren van de besluitvorming. Interessante gedachte, want de rol van de gemeente gaat altijd over “het faciliteren van”, “aanjagen” en “stimuleren”. Ik herken daarom het ongeduld van menig stadmaker, want waarom niet nu doorpakken, dit is toch een goed idee? Als je vooruit kijkt gaat iets nooit snel genoeg, maar als je terugkijkt is er al veel gebeurt. De vastberadenheid en energie om verder te komen is daarom lovenswaardig. Utrecht is nooit af, dus je bent ook nooit klaar met samen stad maken.’
Hoopvolle geluiden
Eind november vorig jaar keek de Utrechtse gemeenteraad samen met de zwerm Utrechtse Ruimtemakers terug op de vraag hoe samen stad maken de afgelopen coalitieperiode eigenlijk is verlopen. Aan de hand van een aantal casussen – succesverhalen tegenover verhalen waarin het soms flink schuurde – werd daarover in besloten kring door zowel initiatiefnemers, ambtenaren en gemeenteraadsleden met elkaar gediscussieerd. Uit een intern verslag blijkt dat de conclusie van deze bijeenkomst eenduidig en hoopvol was: de aanwezigen willen allen vol overtuiging graag samen stad blijven maken, nu en in de toekomst, verder invulling geven aan motie 99 (Samen Stadmaken) en de samenwerking tussen burgerinitiatieven, de gemeente en projectontwikkelaars verbeteren en intensiveren. Weliswaar werden door alle ervaringsdeskundigen nog flink wat knelpunten gesignaleerd, ook voldoende kansen kwamen aan bod. De vraag of consensus daarbij altijd gewenst is of dat er juist ook sprake mag/moet zijn van onenigheid en strijd bleef vooralsnog onbeantwoord. Wel leverde de bijeenkomst een interessante publicatie op met als titel ‘Slimmer samen stadmaken: 8 lessen over zeggenschap, honoreren, organiseren en oogsten’, zonder meer een leestip voor alle betrokkenen of geïnteresseerden.
Maurice Hengeveld is tekstschrijver-redacteur-journalist en in die hoedanigheid o.a. verbonden aan de stadsglossy LEVEN! magazine Utrecht en het populaire wijkmagazine Mens en Wijk in Utrecht noordoost. Zijn betrokkenheid bij het Utrechtse deed hij op als hoofdredacteur in de beginjaren van de lokale nieuwssite DUIC.nl en als mede initiatiefnemer van en verantwoordelijk voor pr en communicatie rond het gebiedsproject Meer Merwede rond de transformatie van de Merwedekanaalzone. In zijn werk voor uiteenlopende opdrachtgevers richt Maurice zich voornamelijk op storytelling, brand journalism en web content strategie en daarbij schrijft hij graag over zijn geboortestad: Utrecht.